maandag 31 maart 2008
Met geld smijten
Zaterdag 29 maart heb ik met geld gesmeten zoals ik dat nog nimmer in mijn leven heb gedaan en ik verwacht ook niet dat ik het ooit weer zal doen ...
Er zijn hier te lande diverse theeplantages die hun thee naar Kampala brengen in de hoop dat ze daar geld voor krijgen. Ze hebben ook veel cash nodig om hun vele werknemers te betalen. Dus zo nu en dan – elke twee weken – is het pay day.
Sommige theeplantages brengen de thee weg en op de terugweg nemen ze het verdiende geld weer mee. Klinkt logisch maar blijkt niet altijd even practisch. Dus hebben een stuk of tien theeplantages gekozen het geld via de lucht te vervoeren. De meeste theeplantages hebben ook een mooie landingsbaan.
Dus werd het geld ingevlogen met als gevolg de eerder beschreven overval resulterend in de brown trouser award voor Jeremy. Sindsdien wordt het geld afgeworopen.
En deze zaterdag mocht ik mee. Eerst naar Entebbe om het geld op te pikken. Een tiental grote rechthoekige geel plastic tassen. Dat was in de CAR wel anders, waar ik gedurende een week elke avond geheimzinnige mensen op bezoek kreeg met vuilniszakken vol geld.
Vanaf Entebbe vlogen we via Mbarara naar Ankole waar de originele brown trouser award werd bemachtigd en waar we nu dus de eerste zak afwerpen. Emma stuurt terwijl ik mijn stoel helemaal achteruit schuif, mijn bril afzet, het raam open, de zak op in de raamopening balanceer totdat we er bijna zijn. Dan hang ik de zak buitenboord en Emma telt af: 3, 2, 1, go. En dan laat ik los. Zo half buitenboord hangend kan ik goed achteruit zien hoe het afloopt.
Het gaat steeds goed, maar op eerdere vluchten heeft Emma twee keer een zak geld door een dak heen gegooid. Het resulteert in een schitterende puzzeltocht vlak langs de Rwenzori mountain die met zijn sneeuwen hoofd het in de wolken koud staat te hebben. Met al het vocht hier kan je de top maar zelden zien.
Overal zie je in dit land huizen staan. Emma maakt zich er zorgen over. Een paar jaar geleden waren er acht miljoen inwoners, nu zijn het er al dertig miljoen. Straks is er geen plek en geen eten meer voor al die mensen.
De theeplantages zien er sprookjesachtig uit van boven. Het is een heel dicht en laag struikgewas. Het hele jaar door plukken de arbeiders de jonge groene blaadjes aan de bovenkant. Die worden dan in een lokale fabriek kunstmatig gedroogd en dan heb je thee. Het is lekkere thee, maar het schijnt geen topthee te zijn.
Je ziet dus van boven een massieve lichtgroene kleur doorsneden met zwarte lijnen, de paadjes. Het leuke daarvan is dat de mensen die de paadjes maken nog nimmer in Amerika zijn geweest. Niks geometrisch verantwoorde rechthoeken en vierkanten dus, maar gewoon willekeurige lijnen. Soms levert dat een schitterend design op.
We komen ook weer over fantastische formaties van vulkanische meertjes. Sprookjesachtig is het woord.
Op de terugweg volgen we de spoorweg. Of althans hetgeen daarvan over is. Het is de spoorlijn van Kasesi naar Kampala. Vanaf Kampala loopt de spoorlijn door naar Mombasa in Tanzania. Alleen dat eerste stuk is smalspoor dus dat is qua materieel niet uitwisselbaar. Bovendien bleken de treinen op dat smalspoor nog meer dan gewoonlijk om te vallen. Vandaar het ontijdig einde. Tussen Kampala en Mombasa is nog wel incidenteel goederenvervoer.
Zondag 30 maart was er een enorme partij van vijftien mensen die naar de gorilla’s ging. Ze waren zojuist op Entebbe geland. Ze “deden” Afrika per privé jet!! In drie vliegtuigen werden de mensen vervoerd, terwijl ik alle bagage in een vierde vliegtuig meenam.
Nu het regenseizoen toch echt is aangebroken hebben we – naast regen – ook prachtig helder weer. In plaats van de heiige wolkenloosheid van het droge seizoen. En dat levert schitterende vergezichten op.
Zo nu en dan mag ik ook (vlieg)les geven en Didier uit Zaïre is zelfs “mijn” student. Didier is net als eerdergenoemde Patrick iemand met een sponsor. Maar Didier is al wat ouder. Hij heeft in Kinshasha een gezin en hij is vliegtuigmonteur, dus een heleboel dingen weet hij al. Didier heeft een realistisch plan, want hij weet dat wij niet verder dan sportvlieger opleiden, maar hij kent in Zaïre een NGO waar hij voor kan vliegen en een NGO is per definitie niet commercieel, dus kan je daar als sportvlieger legaal voor vliegen.
Ik vind het ontzettend leuk om weer echt ouderwets les te geven.
Er zijn hier te lande diverse theeplantages die hun thee naar Kampala brengen in de hoop dat ze daar geld voor krijgen. Ze hebben ook veel cash nodig om hun vele werknemers te betalen. Dus zo nu en dan – elke twee weken – is het pay day.
Sommige theeplantages brengen de thee weg en op de terugweg nemen ze het verdiende geld weer mee. Klinkt logisch maar blijkt niet altijd even practisch. Dus hebben een stuk of tien theeplantages gekozen het geld via de lucht te vervoeren. De meeste theeplantages hebben ook een mooie landingsbaan.
Dus werd het geld ingevlogen met als gevolg de eerder beschreven overval resulterend in de brown trouser award voor Jeremy. Sindsdien wordt het geld afgeworopen.
En deze zaterdag mocht ik mee. Eerst naar Entebbe om het geld op te pikken. Een tiental grote rechthoekige geel plastic tassen. Dat was in de CAR wel anders, waar ik gedurende een week elke avond geheimzinnige mensen op bezoek kreeg met vuilniszakken vol geld.
Vanaf Entebbe vlogen we via Mbarara naar Ankole waar de originele brown trouser award werd bemachtigd en waar we nu dus de eerste zak afwerpen. Emma stuurt terwijl ik mijn stoel helemaal achteruit schuif, mijn bril afzet, het raam open, de zak op in de raamopening balanceer totdat we er bijna zijn. Dan hang ik de zak buitenboord en Emma telt af: 3, 2, 1, go. En dan laat ik los. Zo half buitenboord hangend kan ik goed achteruit zien hoe het afloopt.
Het gaat steeds goed, maar op eerdere vluchten heeft Emma twee keer een zak geld door een dak heen gegooid. Het resulteert in een schitterende puzzeltocht vlak langs de Rwenzori mountain die met zijn sneeuwen hoofd het in de wolken koud staat te hebben. Met al het vocht hier kan je de top maar zelden zien.
Overal zie je in dit land huizen staan. Emma maakt zich er zorgen over. Een paar jaar geleden waren er acht miljoen inwoners, nu zijn het er al dertig miljoen. Straks is er geen plek en geen eten meer voor al die mensen.
De theeplantages zien er sprookjesachtig uit van boven. Het is een heel dicht en laag struikgewas. Het hele jaar door plukken de arbeiders de jonge groene blaadjes aan de bovenkant. Die worden dan in een lokale fabriek kunstmatig gedroogd en dan heb je thee. Het is lekkere thee, maar het schijnt geen topthee te zijn.
Je ziet dus van boven een massieve lichtgroene kleur doorsneden met zwarte lijnen, de paadjes. Het leuke daarvan is dat de mensen die de paadjes maken nog nimmer in Amerika zijn geweest. Niks geometrisch verantwoorde rechthoeken en vierkanten dus, maar gewoon willekeurige lijnen. Soms levert dat een schitterend design op.
We komen ook weer over fantastische formaties van vulkanische meertjes. Sprookjesachtig is het woord.
Op de terugweg volgen we de spoorweg. Of althans hetgeen daarvan over is. Het is de spoorlijn van Kasesi naar Kampala. Vanaf Kampala loopt de spoorlijn door naar Mombasa in Tanzania. Alleen dat eerste stuk is smalspoor dus dat is qua materieel niet uitwisselbaar. Bovendien bleken de treinen op dat smalspoor nog meer dan gewoonlijk om te vallen. Vandaar het ontijdig einde. Tussen Kampala en Mombasa is nog wel incidenteel goederenvervoer.
Zondag 30 maart was er een enorme partij van vijftien mensen die naar de gorilla’s ging. Ze waren zojuist op Entebbe geland. Ze “deden” Afrika per privé jet!! In drie vliegtuigen werden de mensen vervoerd, terwijl ik alle bagage in een vierde vliegtuig meenam.
Nu het regenseizoen toch echt is aangebroken hebben we – naast regen – ook prachtig helder weer. In plaats van de heiige wolkenloosheid van het droge seizoen. En dat levert schitterende vergezichten op.
Zo nu en dan mag ik ook (vlieg)les geven en Didier uit Zaïre is zelfs “mijn” student. Didier is net als eerdergenoemde Patrick iemand met een sponsor. Maar Didier is al wat ouder. Hij heeft in Kinshasha een gezin en hij is vliegtuigmonteur, dus een heleboel dingen weet hij al. Didier heeft een realistisch plan, want hij weet dat wij niet verder dan sportvlieger opleiden, maar hij kent in Zaïre een NGO waar hij voor kan vliegen en een NGO is per definitie niet commercieel, dus kan je daar als sportvlieger legaal voor vliegen.
Ik vind het ontzettend leuk om weer echt ouderwets les te geven.
dinsdag 25 maart 2008
Pasen
Zondag 23 maart, Pasen. Howard gaat naar de kerk en ik heb gevraagd of ik meekan? Natuurlijk kan ik mee, graag zelfs. Dan voelt ie zich iets minder een stukje peper in een zoutpot – eigenlijk natuurlijk omgekeerd, maar ja. Howard is al grootvader van vier kleinkinderen, maar hij heeft hier een vriendinnetje van twintig opgeduikeld. Het lijkt mij erg vermoeiend, maar ieder het zijne. Om acht uur zullen we vertrekken. We pikken dan eerst Maggie op. Zij is de ex-vriendin van Jim. Het is haar kerk waar we op bezoek zullen gaan.
Om acht uur loopt Howard al vijf minuten te ijsberen, maar zijn vriendin Jackie is zich nog aan het optutten. Howard is iemand van de klok. Dat botst hier in Afrika nog wel eens.
Even later zitten we dan toch in de auto en scheuren we richting Maggie. Het scheuren moet je hier relatief zien, want als je hier veertig rijdt lijkt het al enorm hard omdat je de hele tijd overstekende mensen, spelende kinderen, leggende kippen, enzovoorts moet ontwijken.
Maggie is nog niet zo makkelijk te vinden, maar uiteindelijk zijn we dan toch gearriveerd. Enigszins achter onze adem, want we zijn toch wel wat laat, stormen we het huis van Maggie binnen. Eigenlijk hadden we verwacht dat ze klaar zou staan, maar nee.
En daar is Maggie dan. Of we een kopje thee wensen? Howard en ik hebben alles achter de kiezen, maar Jackie heeft nog niks gehad dus: graag! Ze krijgt er nog een boterham bij ook. Howard probeert zich er intussen bij neer te leggen.
Maggie is een bijzonder mens. Beide ouders waren overleden tegen de tijd dat zij tien was. Gelukkig was er een oom die zich over de kinderen ontfermde. Ze heeft in de luchtmacht gewerkt. Daardoor heeft ze Rusland en Israel (waar ook cursussen in Russische MIG technologie worden gegeven) leren kennen en waarderen. Ze heeft HBO electrotechniek gedaan en ze doet nu universiteit datacommunicatie. Ze heeft het voor elkaar gekregen om verkeersleider op de verkeerstoren van Entebbe te worden (90 gegadigden voor 5 plaatsen). En ze heeft in haar achtertuin 550 kippen lopen waarmee ze eieren wil produceren. Hier doen dertig eieren 5000 shilling en dat is al heel erg de moeite waard, maar in Juba (zuid Sudan) doen dezelfde eieren 20.000 shilling. Dit intrigeert haar zo, dat ze daar vast ook wel weer een oplossing voor vindt.
Afijn, ze is dus altijd bezig maar – zoals je ziet – nooit gehaast. Het heeft namelijk geregend en dan begint de kerk nooit op tijd. Dat was natuurlijk wel een stukje informatie dat wij mistten.
Eindelijk is iedereen dan gereed voor vertrek. Het is droog nu maar iedereen spoed zich in paasbest naar de kerk, dus Howard moet zorgvuldig sturen, want met zo’n grote vierwielaangedreven auto door een modderplas rijden levert een hoop vieze kleren en boze gezichten op.
De kerk blijkt prachtig op de top van een heuvel gelegen, maar de weg ernaartoe is – net als de rest van de wereld – nat en modderig. Er staan een aantal motorfietsen te klunzen en Howard merkt wrevelig op dat ze daar in de weg staan. Het valt me zowiezo op dat westerlingen hier vaak en snel oordelen over de gekleurde medemens. Dat vind ik wel eens vervelend en ik zeg er ook wel eens wat van, maar ja.
Als de motoren eindelijk weg zijn neemt de auto voor ons – een gewone auto – een aanloop en haalt het net. Dan begint Howard vol vertrouwen en zonder aanloop en ja hoor: halverwege staan we stil. Maar met de rem erop schuift het hele zooitje weer achteruit, totdat het – vlak bij de rand – tot stilstand komt. Aan beide zijden is een steile helling! We zijn allemaal wat beduusd en Howard wil dat we eruit gaan. Als ik ernaast sta realiseer ik me ineens dat dit zo’n auto is waar je aan de buitenkant in de voorwielen iets moet verdraaien voordat de vierwiel aandrijving werkt. Dat scheelt wel maar het resulteert niet in succes. Gelukkig zijn er een aantal jongens die wel willen duwen en dan staan we gauw boven.
Zoals gezegd staat de kerk op de top en dat resulteert in een schitterend uitzicht naar alle kanten. Het is een mooi gebouw met een idem interieur: prachtig witte glanzende vloertegels. Een heel verschil met andere kerken die we in Nieuw Guinea en Centraal Afrika zagen. Ik zal dat jongetje nooit vergeten wat opstond in de kerk, zijn broekje liet zakken en een plasje deed!
Niet aldus hier. Gepolijst en modern. En daar kwam ik aan met een laag rode modder onder mijn schoenen...
Ken je Asterix en Obelix in Helvetia? Asterix en Obelix hebben in het meer van Geneve gesparteld en komen in een herberg. De propere Zwitser loopt met een zwabber achter hen aan. Evenzo ging dat hier. De man bij de deur – die iedereen de hand schudde bij binnenkomst – liep met een zwabber achter mij aan. Evenlater moesten we een eindje lopen: hup daar was de zwabber weer. En alles uiteraard heupwiegend, want er was veel muziek en Afrikanen kunnen dan niet – zoals wij – stilzitten.
De preek was buitengewoon, maar ik zal jullie daar verder niet mee lastig vallen. Na de preek hebben wij wijselijk een andere weg naar huis gekozen. Nu regende het weer pijpestelen en dat is de rest van de dag zo gebleven. Overal langs de weg zie je diepe geulen en nu snap ik dat dat geen overdreven luxe is. Met zoveel regen ontstaan daar adhoc brullende bergbeken. En schoon is de stad weer!
Intussen besloten wij dat we ons paasmaal bij de Chinees zouden genieten en zo zaten we dan om een uur of twaalf bij de Chinees. Links en rechts van ons stonden pannetjes en emmertjes om het water van het lekke dak in op te vangen. En dan is het interessant wat de voortschrijdende techniek voor effect heeft op de sociale interactie hier. Je ziet dan drie mensen – ja Howard ook, die heeft zich ook al ernstig aangepast op dit vlak – om de tafel zitten, terwijl ze ingespannen naar hun kruis turen. Het ziet er erg ongewoon en lachwekkend uit, maar ze zijn dan dus aan het SMSsen. Kennelijk is het onbeleefd om dat boven tafel te doen. Er zijn maar weinig mensen die een goed gesprek niet onderbreken als de telefoon rinkelt. Het is de omgekeerde wereld.
Overigens trof ik laatst een man die herstellende was van iets wat op een dwarslaesie leek. Hij was vanaf zijn nek verlamd. Hij had in het meer gezwommen en daar had hij Bilharzia opgelopen. Die had eitjes in de zenuwbaan in zijn nek gelegd en toen die waren uitgekomen was die zenuwbaan zo in de verdrukking gekomen dat hij verlamd raakte. Dat is toch wel even schrikken. Los daarvan: het meer ziet eruit alsof het de zee is, maar het is natuurlijk zoet water, dus het zit er tjokvol met krokodillen en nijlpaarden. Dus het is misschien zowiezo niet zo’n goed idee om er te zwemmen.
Overigens: deze man zwemt vaak in het meer en heeft ook al vaak Bilharzia gehad. Meestal komt het in een onschuldiger vorm en het is – mits goed gediagnostiseerd – goed te behandelen. Hij liep nu ook alweer gewoon rond.
Om acht uur loopt Howard al vijf minuten te ijsberen, maar zijn vriendin Jackie is zich nog aan het optutten. Howard is iemand van de klok. Dat botst hier in Afrika nog wel eens.
Even later zitten we dan toch in de auto en scheuren we richting Maggie. Het scheuren moet je hier relatief zien, want als je hier veertig rijdt lijkt het al enorm hard omdat je de hele tijd overstekende mensen, spelende kinderen, leggende kippen, enzovoorts moet ontwijken.
Maggie is nog niet zo makkelijk te vinden, maar uiteindelijk zijn we dan toch gearriveerd. Enigszins achter onze adem, want we zijn toch wel wat laat, stormen we het huis van Maggie binnen. Eigenlijk hadden we verwacht dat ze klaar zou staan, maar nee.
En daar is Maggie dan. Of we een kopje thee wensen? Howard en ik hebben alles achter de kiezen, maar Jackie heeft nog niks gehad dus: graag! Ze krijgt er nog een boterham bij ook. Howard probeert zich er intussen bij neer te leggen.
Maggie is een bijzonder mens. Beide ouders waren overleden tegen de tijd dat zij tien was. Gelukkig was er een oom die zich over de kinderen ontfermde. Ze heeft in de luchtmacht gewerkt. Daardoor heeft ze Rusland en Israel (waar ook cursussen in Russische MIG technologie worden gegeven) leren kennen en waarderen. Ze heeft HBO electrotechniek gedaan en ze doet nu universiteit datacommunicatie. Ze heeft het voor elkaar gekregen om verkeersleider op de verkeerstoren van Entebbe te worden (90 gegadigden voor 5 plaatsen). En ze heeft in haar achtertuin 550 kippen lopen waarmee ze eieren wil produceren. Hier doen dertig eieren 5000 shilling en dat is al heel erg de moeite waard, maar in Juba (zuid Sudan) doen dezelfde eieren 20.000 shilling. Dit intrigeert haar zo, dat ze daar vast ook wel weer een oplossing voor vindt.
Afijn, ze is dus altijd bezig maar – zoals je ziet – nooit gehaast. Het heeft namelijk geregend en dan begint de kerk nooit op tijd. Dat was natuurlijk wel een stukje informatie dat wij mistten.
Eindelijk is iedereen dan gereed voor vertrek. Het is droog nu maar iedereen spoed zich in paasbest naar de kerk, dus Howard moet zorgvuldig sturen, want met zo’n grote vierwielaangedreven auto door een modderplas rijden levert een hoop vieze kleren en boze gezichten op.
De kerk blijkt prachtig op de top van een heuvel gelegen, maar de weg ernaartoe is – net als de rest van de wereld – nat en modderig. Er staan een aantal motorfietsen te klunzen en Howard merkt wrevelig op dat ze daar in de weg staan. Het valt me zowiezo op dat westerlingen hier vaak en snel oordelen over de gekleurde medemens. Dat vind ik wel eens vervelend en ik zeg er ook wel eens wat van, maar ja.
Als de motoren eindelijk weg zijn neemt de auto voor ons – een gewone auto – een aanloop en haalt het net. Dan begint Howard vol vertrouwen en zonder aanloop en ja hoor: halverwege staan we stil. Maar met de rem erop schuift het hele zooitje weer achteruit, totdat het – vlak bij de rand – tot stilstand komt. Aan beide zijden is een steile helling! We zijn allemaal wat beduusd en Howard wil dat we eruit gaan. Als ik ernaast sta realiseer ik me ineens dat dit zo’n auto is waar je aan de buitenkant in de voorwielen iets moet verdraaien voordat de vierwiel aandrijving werkt. Dat scheelt wel maar het resulteert niet in succes. Gelukkig zijn er een aantal jongens die wel willen duwen en dan staan we gauw boven.
Zoals gezegd staat de kerk op de top en dat resulteert in een schitterend uitzicht naar alle kanten. Het is een mooi gebouw met een idem interieur: prachtig witte glanzende vloertegels. Een heel verschil met andere kerken die we in Nieuw Guinea en Centraal Afrika zagen. Ik zal dat jongetje nooit vergeten wat opstond in de kerk, zijn broekje liet zakken en een plasje deed!
Niet aldus hier. Gepolijst en modern. En daar kwam ik aan met een laag rode modder onder mijn schoenen...
Ken je Asterix en Obelix in Helvetia? Asterix en Obelix hebben in het meer van Geneve gesparteld en komen in een herberg. De propere Zwitser loopt met een zwabber achter hen aan. Evenzo ging dat hier. De man bij de deur – die iedereen de hand schudde bij binnenkomst – liep met een zwabber achter mij aan. Evenlater moesten we een eindje lopen: hup daar was de zwabber weer. En alles uiteraard heupwiegend, want er was veel muziek en Afrikanen kunnen dan niet – zoals wij – stilzitten.
De preek was buitengewoon, maar ik zal jullie daar verder niet mee lastig vallen. Na de preek hebben wij wijselijk een andere weg naar huis gekozen. Nu regende het weer pijpestelen en dat is de rest van de dag zo gebleven. Overal langs de weg zie je diepe geulen en nu snap ik dat dat geen overdreven luxe is. Met zoveel regen ontstaan daar adhoc brullende bergbeken. En schoon is de stad weer!
Intussen besloten wij dat we ons paasmaal bij de Chinees zouden genieten en zo zaten we dan om een uur of twaalf bij de Chinees. Links en rechts van ons stonden pannetjes en emmertjes om het water van het lekke dak in op te vangen. En dan is het interessant wat de voortschrijdende techniek voor effect heeft op de sociale interactie hier. Je ziet dan drie mensen – ja Howard ook, die heeft zich ook al ernstig aangepast op dit vlak – om de tafel zitten, terwijl ze ingespannen naar hun kruis turen. Het ziet er erg ongewoon en lachwekkend uit, maar ze zijn dan dus aan het SMSsen. Kennelijk is het onbeleefd om dat boven tafel te doen. Er zijn maar weinig mensen die een goed gesprek niet onderbreken als de telefoon rinkelt. Het is de omgekeerde wereld.
Overigens trof ik laatst een man die herstellende was van iets wat op een dwarslaesie leek. Hij was vanaf zijn nek verlamd. Hij had in het meer gezwommen en daar had hij Bilharzia opgelopen. Die had eitjes in de zenuwbaan in zijn nek gelegd en toen die waren uitgekomen was die zenuwbaan zo in de verdrukking gekomen dat hij verlamd raakte. Dat is toch wel even schrikken. Los daarvan: het meer ziet eruit alsof het de zee is, maar het is natuurlijk zoet water, dus het zit er tjokvol met krokodillen en nijlpaarden. Dus het is misschien zowiezo niet zo’n goed idee om er te zwemmen.
Overigens: deze man zwemt vaak in het meer en heeft ook al vaak Bilharzia gehad. Meestal komt het in een onschuldiger vorm en het is – mits goed gediagnostiseerd – goed te behandelen. Hij liep nu ook alweer gewoon rond.
zaterdag 22 maart 2008
vrijdag 21 maart 2008
Ben on top of the world
Eindelijk vliegen ...
Woensdag 19 maart was mijn laatste vlucht met de baas en meteen erna kon ik met een Nederlandse man weg. Hij is de baas van de KLM vlucht van Schiphol naar Entebbe en hij heet Ben. Ze blijven dan één of twee dagen over voordat ze weer teruggaan. Dus dan ga je leuke dingen doen.
We zijn naar het idyllische eilandje van Tim, Bulago, gegaan. Op de heenweg zagen we vlak boven het water bruine pluimen. Boven land zou je zeggen dat het opwaaiend stof is, maar boven water kan dat niet. We zagen het van een behoorlijke afstand en het was dus echt wel groot. Later bleken het enorme wolken muggen te zijn.
We zijn over het eiland gewandeld en het was erg leuk om het zo eens van deze kant te bekijken. In Nederland ben ik wel eens jaloers op dit deel van het verkeersvliegersvak: je ziet de wereld. En nu sta ik aan de andere kant en beleef ik hoe een verkeersvlieger geniet van het zien van een deel van de wereld.
Na Ben kwam Sarah. Zij is bezig met rechtuit en horizontaal vliegen, bochten leren en zo meer. Dus we hebben het er eens over gehad en het bleek dat zij niet wist dat je krachten met vectoren kan uitbeelden. Dus ik stelde haar gerust dat ze dat dan wel op school zou krijgen. Ze is iets van zestien jaar. Toen vertelde ze dat ze de middelbare school al af heeft. Daar stond ik wel even van te kijken, maar goed: dat stuk is snel genoeg bijgespijkert.
Donderdag 20 maart zou ik naar Bugungu. Voor de eerste keer alleen. Ik heb er bijna niet van geslapen. Ik was zo opgewonden! Maar je kent de mop wel van die man die naar Bugungu ging? Hij ging niet! De passagier heen kwam niet opdagen en na enig belwerk bleek hij al in Bugungu te zijn! Nog even verder bellen leverde ook geen retour passagiers meer op. Je kan je voorstellen dat ik behoorlijk teleurgesteld was.
Gelukkig kon ik ’s middags nog met David en Patrick vliegen. David is Engels en heeft in Engeland sociologie gestudeerd. Hij is met een ontwikkelingsproject in Uganda terecht gekomen en daar heeft hij een lieftallige Ugandese ontmoet en daar is hij mee getrouwd. Na enige tijd in Engeland te hebben gewoond zijn ze weer terug. Zij is universitair op meerdere vakgebieden geschoold en ze heeft hier een goede baan aangeboden gekregen. Hij komt dus zonder baan mee en heeft nu dus tijd om te leren vliegen. Wel grappig in dubbel opzicht een lange neus trekken naar het rollenpatroon. Een blanke man die een zwarte vrouw volgt vanwege haar carriere. Fantastisch!
Hij zit ook in de rechtuit en bochtenfase, maar Patrick – degeen die het in Amerika gaat (af)maken, zoals ik eerder al eens heb verteld – is in de fase van het leren landen. En dat is wel spannend, want het gaat niet zo best en toch moet ik het niet te vroeg overnemen omdat de fout dan nog niet evident is. Een heel boeiend proces, maar voor Patrick is het op dit moment vooral frustrerend.
Vrijdag 21 maart mocht ik op en neer naar Kayonza. En ken je de mop van de man die naar Kayonza ging? Hem werd op het laatste moment gevraagd om ook even bij Mweya langs te gaan!!
Alles was klaar, mijn klanten arriveerden en het waren een oude heer en idem dame. We schudden handen en zij vroegen waar ik vandaan was. De heer bleek ook Nederlands te zijn. In 1942 uit Nederland gevlucht. Hij heette Salomo. In 1945 in Mexico gearriveerd. En daar was hij diamantair geworden. En hij had het goed gedaan. Ze gingen nu de gorilla’s in Bwindi bekijken. Daarvoor moet je naast de gewone kosten van $300 per nacht per persoon ook een toegangskaartje van $1000 per persoon betalen. Er komen hier heel rijke toeristen.
We hadden een heerlijke vlucht en met wind mee duurde het een uur en vijf-en-vijftig minuten.
Daarna kon ik van zuid naar noord het Queen Elizabeth park overvliegen en het was gewoon geweldig. Ik hoop dat de foto’s die ik ervan geschoten heb zijn gelukt. Kuddes olifanten. Trompetters in de lucht bij het zien van zo’n vreemde vogel. Kuddes buffels en honderden nijlpaarden in het meer. In eerste instantie dacht ik dat het aanspoelend wrakhout was. Maar op een goed moment geloofde ik dat niet meer en ging ik het van dichtbij bekijken. Nijlpaarden zover het oog rijkt. Ongelooflijk.
Mweya laat zich makkelijk vinden. Ik had de GPS niet eens aangezet.Even later maakte ik kennis met een Engelsman en zijn in Denemarken woonachtige zoon van 12. Ze waren hier op bezoek bij allerlei scholen en weeshuizen. Om daar uiteindelijk geld aan te doneren. In de jaren zeventig was er veel straatjeugd en bijbehorende ellende. Het was zowiezo een akelige tijd met Idi Amin. Een soldaat had een groepje bijzondere ellendige jongeren gezien en had gedacht ze uit hun lijden te verlossen door er een handgranaat tussen te gooien. Eén jongen had het overleefd. Hij was liefdevol opgevoed door een Engelse voorganger. Uiteindelijk mocht hij ook in Engeland naar school en haalde hij een graad aan de universiteit van Oxford. Nu spant hij zich in om weeskinderen een kans te geven. Bij toeval was de man die ik nu in het vliegtuig had deze bevlogen man tegengekomen en hij was aangestoken door zijn enthousiasme. Hij is reder en kent veel mensen met teveel geld, zoals hij het zelf benoemde.
Vanaf Mweya loopt een rivier landinwaarts en die zijn we een eindweegs afgevlogen. Hier was het helemaal prachtig met buffels en olifanten. Een prachtig beeld van een olifant zwemmend over de rivier met alleen zijn grote hoofd boven water staat op mijn netvlies gegrift.
We zijn naar het idyllische eilandje van Tim, Bulago, gegaan. Op de heenweg zagen we vlak boven het water bruine pluimen. Boven land zou je zeggen dat het opwaaiend stof is, maar boven water kan dat niet. We zagen het van een behoorlijke afstand en het was dus echt wel groot. Later bleken het enorme wolken muggen te zijn.
We zijn over het eiland gewandeld en het was erg leuk om het zo eens van deze kant te bekijken. In Nederland ben ik wel eens jaloers op dit deel van het verkeersvliegersvak: je ziet de wereld. En nu sta ik aan de andere kant en beleef ik hoe een verkeersvlieger geniet van het zien van een deel van de wereld.
Na Ben kwam Sarah. Zij is bezig met rechtuit en horizontaal vliegen, bochten leren en zo meer. Dus we hebben het er eens over gehad en het bleek dat zij niet wist dat je krachten met vectoren kan uitbeelden. Dus ik stelde haar gerust dat ze dat dan wel op school zou krijgen. Ze is iets van zestien jaar. Toen vertelde ze dat ze de middelbare school al af heeft. Daar stond ik wel even van te kijken, maar goed: dat stuk is snel genoeg bijgespijkert.
Donderdag 20 maart zou ik naar Bugungu. Voor de eerste keer alleen. Ik heb er bijna niet van geslapen. Ik was zo opgewonden! Maar je kent de mop wel van die man die naar Bugungu ging? Hij ging niet! De passagier heen kwam niet opdagen en na enig belwerk bleek hij al in Bugungu te zijn! Nog even verder bellen leverde ook geen retour passagiers meer op. Je kan je voorstellen dat ik behoorlijk teleurgesteld was.
Gelukkig kon ik ’s middags nog met David en Patrick vliegen. David is Engels en heeft in Engeland sociologie gestudeerd. Hij is met een ontwikkelingsproject in Uganda terecht gekomen en daar heeft hij een lieftallige Ugandese ontmoet en daar is hij mee getrouwd. Na enige tijd in Engeland te hebben gewoond zijn ze weer terug. Zij is universitair op meerdere vakgebieden geschoold en ze heeft hier een goede baan aangeboden gekregen. Hij komt dus zonder baan mee en heeft nu dus tijd om te leren vliegen. Wel grappig in dubbel opzicht een lange neus trekken naar het rollenpatroon. Een blanke man die een zwarte vrouw volgt vanwege haar carriere. Fantastisch!
Hij zit ook in de rechtuit en bochtenfase, maar Patrick – degeen die het in Amerika gaat (af)maken, zoals ik eerder al eens heb verteld – is in de fase van het leren landen. En dat is wel spannend, want het gaat niet zo best en toch moet ik het niet te vroeg overnemen omdat de fout dan nog niet evident is. Een heel boeiend proces, maar voor Patrick is het op dit moment vooral frustrerend.
Vrijdag 21 maart mocht ik op en neer naar Kayonza. En ken je de mop van de man die naar Kayonza ging? Hem werd op het laatste moment gevraagd om ook even bij Mweya langs te gaan!!
Alles was klaar, mijn klanten arriveerden en het waren een oude heer en idem dame. We schudden handen en zij vroegen waar ik vandaan was. De heer bleek ook Nederlands te zijn. In 1942 uit Nederland gevlucht. Hij heette Salomo. In 1945 in Mexico gearriveerd. En daar was hij diamantair geworden. En hij had het goed gedaan. Ze gingen nu de gorilla’s in Bwindi bekijken. Daarvoor moet je naast de gewone kosten van $300 per nacht per persoon ook een toegangskaartje van $1000 per persoon betalen. Er komen hier heel rijke toeristen.
We hadden een heerlijke vlucht en met wind mee duurde het een uur en vijf-en-vijftig minuten.
Daarna kon ik van zuid naar noord het Queen Elizabeth park overvliegen en het was gewoon geweldig. Ik hoop dat de foto’s die ik ervan geschoten heb zijn gelukt. Kuddes olifanten. Trompetters in de lucht bij het zien van zo’n vreemde vogel. Kuddes buffels en honderden nijlpaarden in het meer. In eerste instantie dacht ik dat het aanspoelend wrakhout was. Maar op een goed moment geloofde ik dat niet meer en ging ik het van dichtbij bekijken. Nijlpaarden zover het oog rijkt. Ongelooflijk.
Mweya laat zich makkelijk vinden. Ik had de GPS niet eens aangezet.Even later maakte ik kennis met een Engelsman en zijn in Denemarken woonachtige zoon van 12. Ze waren hier op bezoek bij allerlei scholen en weeshuizen. Om daar uiteindelijk geld aan te doneren. In de jaren zeventig was er veel straatjeugd en bijbehorende ellende. Het was zowiezo een akelige tijd met Idi Amin. Een soldaat had een groepje bijzondere ellendige jongeren gezien en had gedacht ze uit hun lijden te verlossen door er een handgranaat tussen te gooien. Eén jongen had het overleefd. Hij was liefdevol opgevoed door een Engelse voorganger. Uiteindelijk mocht hij ook in Engeland naar school en haalde hij een graad aan de universiteit van Oxford. Nu spant hij zich in om weeskinderen een kans te geven. Bij toeval was de man die ik nu in het vliegtuig had deze bevlogen man tegengekomen en hij was aangestoken door zijn enthousiasme. Hij is reder en kent veel mensen met teveel geld, zoals hij het zelf benoemde.
Vanaf Mweya loopt een rivier landinwaarts en die zijn we een eindweegs afgevlogen. Hier was het helemaal prachtig met buffels en olifanten. Een prachtig beeld van een olifant zwemmend over de rivier met alleen zijn grote hoofd boven water staat op mijn netvlies gegrift.
woensdag 19 maart 2008
dinsdag 18 maart 2008
Checkvlucht naar het Zuid-Westen
Dinsdag 18 maart ben ik ’s morgens vroeg met Howard naar het vliegveld gereden. Het was donker en het regende behoorlijk. Ik vind het in het donker altijd al griezelig op de weg, maar als het regent zie je nog minder. De weg tussen Kampala en Entebbe schijnt de twijfelachtige eer te hebben de meeste verkeersdoden te realiseren in Uganda. De Amerikaanse Ambassade raadt iedereen ten stelligste af zich op deze weg te begeven. En wij moeten hem elke dag berijden om op het werk te arriveren. Nou ja. Pole, pole dan maar.
Om 08:45 uur ben ik uiteindelijk met Jeremy aan een volgende checkvlucht begonnen. En ik verknalde het meteen in het begin al door zonder te kijken de baan op te rollen en door zonder flaps te selecteren te willen vertrekken. Pffffffffffffff, wat voelde ik me rot. Je kent dat gevoel wel: “dan zal de rest ook wel mis gaan”.
We gingen op weg naar Kayonza (00 52 S 029 38 E) – een thee plantage - en halverwege kom je dan Mbarara (00 33 S 030 36 E) tegen. Mbarara laat zich goed als alternatief gebruiken als je in deze sector de mist in gaat, dus daar hebben we een touch and go gemaakt. Overigens interessant om hier zonder GPS te vliegen. In eerste instantie denk je dat dat niet kan, maar het valt enorm mee.
Na Mbarara kom je een paar flinke heuvels tegen, die in slecht weer best een probleem kunnen opleveren. Het zijn prachtige heuvels, hier en daar best steil en geschoren als een golfbaan. Althans zo ziet het eruit. Hier en daar hutjes en zo nu en dan akkertjes. En dan – zo vlak langs zo’n steile helling scherend - ineens een kudde koeien. Alsof je door de Alpen vliegt: prachtig.
Al die tijd regent het en levert het dus een realistische oefening op.
Ik ben inmiddels de problemen van de start een beetje vergeten gelukkig. Echter op Mbarara heb ik een slechte landing gemaakt omdat ik door de regen niks zag. Kayonza is met een beetje helling veel lastiger. Bovendien moet je – nadat je laag over de strip bent gegaan om te kijken of er geen beesten zijn – naar links uitwijken, waarna je met een lange rechterbocht weer voor de landingsbaan komt. Omdat ik links zit heb ik daarmee minder goed zicht op de baan en dat is lastig. Maar als we een rechterbocht zouden maken komen we in Zaïre en dat levert ook conflicten op.
De baan is enigszins versprongen. Hij begint rechts en dan is er halverwege een sprong naar links. Omdat je in de landing ver weg kijkt richt je je op “het midden van de baan verweg” wat aan de linkerkant is van het stuk baan waar je eigenlijk op landt. Het resulteert in een prachtige glijpartij naar links, omdat het nat is en omdat de baan naar links helt om het water af te voeren. Jeremy vertelt dat alle gekraakte vliegtuigen links in de thee zijn geëindigd.
Dus we doen het nogmaals en deze keer gaat het al veel beter. Jeremy vindt het goed zo, maar ik wil het graag nog een keer doen. Ik vertel hem dat ik nogal zenuwachtig raak van examenachtige vluchten en dat ik pas een leermoment ervaar als ik de rust daarvoor voel. De tweede keer ging dermate goed, dat ik dat moment graag wil consolideren en zo gezegd, zo gedaan. Een prima landing is het resultaat.
Dan gaan we door naar Ishasha (0037 S 029 39 N). Dat is dus vlak bij, maar bij slecht weer veel eerder bereikbaar dan Kayonza. Ishasha ligt in het zuiden van het prachtige Queen Elizabeth park aan Lake Edward. Dit is een lastig vindbaar gras-tussen-het-gras-baantje, maar ik had hem toch zo gevonden. Een beesten-weg-laag-eroverheen vlucht en rond en landen maar. Dit baantje is erg smal en de begrenzing wordt aangegeven door inmiddels practisch onzichtbare keien. Jeremy werd dus enigszins zenuwachtig toen we weer iets naar links driftten, maar het ging allemaal verder goed en verder ging het weer. Deze keer naar Mweya (00 12 S 029 54 E). Mweya ligt aan de noordelijke zijde van het park en is een kwartiertje vliegen. In die tijd hebben we vijf kuddes buffels gezien en drie kuddes olifanten. Eeeeecht heel erg vet!! Mweya ligt aan de voet van de vijf kilometer hoge Rwenzori mountains en dat levert - samen met het meer - een prachtig plaatje op.
Onnodig te vertellen dat we ook hier weer een lage verkenningsvlucht maakten voordat we gingen landen. Er was één wrattenzwijn, maar verder viel het wel mee. Vlak voor de drempel staat er een allemachtig hoge boom griezelig met zijn takken naar je vleugels te reiken. Om de één of d’andre reden willen ze hem niet omhakken. Nou ja.
Hiervandaan gingen we naar Ankole (00 24 S 030 06 E). Dit ligt op een theeplantage midden in de heuvels. Op weg ernaartoe zie je allemaal kleine ronde meertjes: vulkaankraters vol met water, prachtig om te zien. Het park is de vlakte van de eigenlijke Rift valley. De heuvels horen niet meer tot het park en zijn dan ook tot op de laatste millimeter gebruikt als landbouwgrond. Veel bananen zie je hier. Het ziet er – samen met de meertjes – ontzettend knus uit allemaal.
Ankola ligt echt op de helling en kan dus maar op één manier worden aangevlogen en op één manier worden uitgevlogen. Het is hier dat Jeremy zijn “brown trousers award” heeft verdiend. Inderdaad: huh?
Wel zoals in de CAR gaat ook hier het geld door de lucht. Voor een hele serie theeplantages wordt het salaris één maal per maand rondgevlogen. Toendertijd werd er dan geland en het geld werd overgedragen onder het toeziend oog van de politie. Op deze memorabele dag echter hadden zich zes boeven in de dichte theestruiken vlak naast de baan verstopt. Op het moment van geldoverdracht begonnen de boeven te schieten. Eén politieman legde het loodje, één boef werd door de politie omgelegd. Jeremy begon weg te krabbelen, omdat hij inmiddels onder het vliegtuig lag en één kogel in de tank een enorme vuurbal tot gevolg zou hebben waar Jeremy deel van zou uitmaken. Dat vonden de boeven geen goed idee en ze maakten dat duidelijk door handgranaten te gooien in het krabbelpad wat Jeremy voor ogen had. Jeremy begreep en krabbelde terug naar het vliegtuig. Toen de politie zich had overgegeven wilden de boeven met het vliegtuig weg, maar dat paste niet, want het was een vierzitter, een Cessna 172. Als plan B hadden de boeven bedacht te vluchten met de auto die bedoeld was het geld op te halen, maar die was bij de eerste schotenwisseling meteen vertrokken. Er was nog wel op hem geschoten, maar hij was ontkomen. Dus nu moesten ze lopen. Echter niet voordat de Cessna vakkundig aan flarden was geschoten. Toen Jeremy aandrong toch vooral de boel niet verder te vernielen kreeg hij de loop van een kalashnikov tegen zijn hoofd gedrukt, waarop hij verder niet aandrong. Gelukkig werd er verder niks vitaals geraakt. De uiteindelijk lopende boeven werden kort daarna in de kraag gevat en bleken allen leden van het reguliere Ugandese leger te zijn. Sindsdien wordt het geld afgegooid.
Op Ankola zijn we echt gestopt. We hadden vier jerrycans bij ons en die hebben we daar in de tanks geleegd. Daarna zijn we vertrokken om slechtweer manoeuvres te oefenen. Een canyon turn bijvoorbeeld. Als je in een doodlopende kloof terecht komt moet je kunnen omdraaien zonder iets te raken. Het weer hielp lekker mee, het was rotweer. Ook het voorwaarts gaan in een onbekende kloof hebben we geoefend. Vooral ook het “een onoverzichtelijke hoek omgaan” en klaar staan voor een canyon turn in het geval je om de hoek een onmogelijke situatie tegenkomt en dan als klap op de vuurpijl ook een motorstoring op het moment dat je een nauwe kloof invliegt. En hoe passeer je op een veilige manier een bergrug zonder op het laatste moment door een valwind te worden verrast.
Heel spannend en heel leerzaam. Jeremy vliegt hier al zeventien jaar en hij weet precies welk plekje geschikt is voor een bepaalde oefening.
Uiteindelijk zijn we moe maar voldaan naar huis gegaan. Onderweg naar huis nog maar weer eens een oefening motorstoring. Pffffffffffffff, ik krijg daar het zuur van, maar ja het hoort er natuurlijk wel bij. En Jeremy heeft ook wel goeie suggesties voor wat wel en wat niet geschikte plekjes zijn. En dat zie je natuurlijk beter vanaf tien- dan vanaf duizend meter.
Morgen mag ik nog een keer met Jeremy een uurtje alles uit de kast halen en dan is het – insh allah – OK.
De Rift valley is trouwens een raar fenomeen. Lake Albert, lake Edward, enzovoorts zijn duidelijk het resultaat van het wegzakken en uiteendrijven van twee stukken aardkorst. De steile kliffen van zeshonderd meter bevestigen dat beeld. Wie schetst dan onze verbazing dat tussen lake Albert en lake Edward ineens een berg van vijf kilometer hoog staat. Men weet niet waar die vandaan komt. Het is geen vulkaan...
Gisteren heb ik voor het eerst zelf gereden in een rechtsgestuurde auto aan de linkerkant van de weg. Pfffffffff, dat is wel heel erg spannend hoor. En ineens overal politie. Alsof ze allemaal op mij stonden te wachten. Later bleek dat Gadaffi op bezoek is.
Hoewel ik het vliegen hier natuurlijk super vind, mis ik toch wel het bevlogene van het voor de missie vliegen. Het is hier toch wel behoorlijk plat. Toeristen met heel veel geld en mensen die naar olie zoeken. Alleraardigste mensen vaak, maar niet het kaliber wat je bij Artsen zonder Grenzen tegenkomt – om maar eens wat te noemen. Een interessante gewaarwording in elk geval. Ik weet nog niet waar ik deze gewaarwording ga parkeren.
Om 08:45 uur ben ik uiteindelijk met Jeremy aan een volgende checkvlucht begonnen. En ik verknalde het meteen in het begin al door zonder te kijken de baan op te rollen en door zonder flaps te selecteren te willen vertrekken. Pffffffffffffff, wat voelde ik me rot. Je kent dat gevoel wel: “dan zal de rest ook wel mis gaan”.
We gingen op weg naar Kayonza (00 52 S 029 38 E) – een thee plantage - en halverwege kom je dan Mbarara (00 33 S 030 36 E) tegen. Mbarara laat zich goed als alternatief gebruiken als je in deze sector de mist in gaat, dus daar hebben we een touch and go gemaakt. Overigens interessant om hier zonder GPS te vliegen. In eerste instantie denk je dat dat niet kan, maar het valt enorm mee.
Na Mbarara kom je een paar flinke heuvels tegen, die in slecht weer best een probleem kunnen opleveren. Het zijn prachtige heuvels, hier en daar best steil en geschoren als een golfbaan. Althans zo ziet het eruit. Hier en daar hutjes en zo nu en dan akkertjes. En dan – zo vlak langs zo’n steile helling scherend - ineens een kudde koeien. Alsof je door de Alpen vliegt: prachtig.
Al die tijd regent het en levert het dus een realistische oefening op.
Ik ben inmiddels de problemen van de start een beetje vergeten gelukkig. Echter op Mbarara heb ik een slechte landing gemaakt omdat ik door de regen niks zag. Kayonza is met een beetje helling veel lastiger. Bovendien moet je – nadat je laag over de strip bent gegaan om te kijken of er geen beesten zijn – naar links uitwijken, waarna je met een lange rechterbocht weer voor de landingsbaan komt. Omdat ik links zit heb ik daarmee minder goed zicht op de baan en dat is lastig. Maar als we een rechterbocht zouden maken komen we in Zaïre en dat levert ook conflicten op.
De baan is enigszins versprongen. Hij begint rechts en dan is er halverwege een sprong naar links. Omdat je in de landing ver weg kijkt richt je je op “het midden van de baan verweg” wat aan de linkerkant is van het stuk baan waar je eigenlijk op landt. Het resulteert in een prachtige glijpartij naar links, omdat het nat is en omdat de baan naar links helt om het water af te voeren. Jeremy vertelt dat alle gekraakte vliegtuigen links in de thee zijn geëindigd.
Dus we doen het nogmaals en deze keer gaat het al veel beter. Jeremy vindt het goed zo, maar ik wil het graag nog een keer doen. Ik vertel hem dat ik nogal zenuwachtig raak van examenachtige vluchten en dat ik pas een leermoment ervaar als ik de rust daarvoor voel. De tweede keer ging dermate goed, dat ik dat moment graag wil consolideren en zo gezegd, zo gedaan. Een prima landing is het resultaat.
Dan gaan we door naar Ishasha (0037 S 029 39 N). Dat is dus vlak bij, maar bij slecht weer veel eerder bereikbaar dan Kayonza. Ishasha ligt in het zuiden van het prachtige Queen Elizabeth park aan Lake Edward. Dit is een lastig vindbaar gras-tussen-het-gras-baantje, maar ik had hem toch zo gevonden. Een beesten-weg-laag-eroverheen vlucht en rond en landen maar. Dit baantje is erg smal en de begrenzing wordt aangegeven door inmiddels practisch onzichtbare keien. Jeremy werd dus enigszins zenuwachtig toen we weer iets naar links driftten, maar het ging allemaal verder goed en verder ging het weer. Deze keer naar Mweya (00 12 S 029 54 E). Mweya ligt aan de noordelijke zijde van het park en is een kwartiertje vliegen. In die tijd hebben we vijf kuddes buffels gezien en drie kuddes olifanten. Eeeeecht heel erg vet!! Mweya ligt aan de voet van de vijf kilometer hoge Rwenzori mountains en dat levert - samen met het meer - een prachtig plaatje op.
Onnodig te vertellen dat we ook hier weer een lage verkenningsvlucht maakten voordat we gingen landen. Er was één wrattenzwijn, maar verder viel het wel mee. Vlak voor de drempel staat er een allemachtig hoge boom griezelig met zijn takken naar je vleugels te reiken. Om de één of d’andre reden willen ze hem niet omhakken. Nou ja.
Hiervandaan gingen we naar Ankole (00 24 S 030 06 E). Dit ligt op een theeplantage midden in de heuvels. Op weg ernaartoe zie je allemaal kleine ronde meertjes: vulkaankraters vol met water, prachtig om te zien. Het park is de vlakte van de eigenlijke Rift valley. De heuvels horen niet meer tot het park en zijn dan ook tot op de laatste millimeter gebruikt als landbouwgrond. Veel bananen zie je hier. Het ziet er – samen met de meertjes – ontzettend knus uit allemaal.
Ankola ligt echt op de helling en kan dus maar op één manier worden aangevlogen en op één manier worden uitgevlogen. Het is hier dat Jeremy zijn “brown trousers award” heeft verdiend. Inderdaad: huh?
Wel zoals in de CAR gaat ook hier het geld door de lucht. Voor een hele serie theeplantages wordt het salaris één maal per maand rondgevlogen. Toendertijd werd er dan geland en het geld werd overgedragen onder het toeziend oog van de politie. Op deze memorabele dag echter hadden zich zes boeven in de dichte theestruiken vlak naast de baan verstopt. Op het moment van geldoverdracht begonnen de boeven te schieten. Eén politieman legde het loodje, één boef werd door de politie omgelegd. Jeremy begon weg te krabbelen, omdat hij inmiddels onder het vliegtuig lag en één kogel in de tank een enorme vuurbal tot gevolg zou hebben waar Jeremy deel van zou uitmaken. Dat vonden de boeven geen goed idee en ze maakten dat duidelijk door handgranaten te gooien in het krabbelpad wat Jeremy voor ogen had. Jeremy begreep en krabbelde terug naar het vliegtuig. Toen de politie zich had overgegeven wilden de boeven met het vliegtuig weg, maar dat paste niet, want het was een vierzitter, een Cessna 172. Als plan B hadden de boeven bedacht te vluchten met de auto die bedoeld was het geld op te halen, maar die was bij de eerste schotenwisseling meteen vertrokken. Er was nog wel op hem geschoten, maar hij was ontkomen. Dus nu moesten ze lopen. Echter niet voordat de Cessna vakkundig aan flarden was geschoten. Toen Jeremy aandrong toch vooral de boel niet verder te vernielen kreeg hij de loop van een kalashnikov tegen zijn hoofd gedrukt, waarop hij verder niet aandrong. Gelukkig werd er verder niks vitaals geraakt. De uiteindelijk lopende boeven werden kort daarna in de kraag gevat en bleken allen leden van het reguliere Ugandese leger te zijn. Sindsdien wordt het geld afgegooid.
Op Ankola zijn we echt gestopt. We hadden vier jerrycans bij ons en die hebben we daar in de tanks geleegd. Daarna zijn we vertrokken om slechtweer manoeuvres te oefenen. Een canyon turn bijvoorbeeld. Als je in een doodlopende kloof terecht komt moet je kunnen omdraaien zonder iets te raken. Het weer hielp lekker mee, het was rotweer. Ook het voorwaarts gaan in een onbekende kloof hebben we geoefend. Vooral ook het “een onoverzichtelijke hoek omgaan” en klaar staan voor een canyon turn in het geval je om de hoek een onmogelijke situatie tegenkomt en dan als klap op de vuurpijl ook een motorstoring op het moment dat je een nauwe kloof invliegt. En hoe passeer je op een veilige manier een bergrug zonder op het laatste moment door een valwind te worden verrast.
Heel spannend en heel leerzaam. Jeremy vliegt hier al zeventien jaar en hij weet precies welk plekje geschikt is voor een bepaalde oefening.
Uiteindelijk zijn we moe maar voldaan naar huis gegaan. Onderweg naar huis nog maar weer eens een oefening motorstoring. Pffffffffffffff, ik krijg daar het zuur van, maar ja het hoort er natuurlijk wel bij. En Jeremy heeft ook wel goeie suggesties voor wat wel en wat niet geschikte plekjes zijn. En dat zie je natuurlijk beter vanaf tien- dan vanaf duizend meter.
Morgen mag ik nog een keer met Jeremy een uurtje alles uit de kast halen en dan is het – insh allah – OK.
De Rift valley is trouwens een raar fenomeen. Lake Albert, lake Edward, enzovoorts zijn duidelijk het resultaat van het wegzakken en uiteendrijven van twee stukken aardkorst. De steile kliffen van zeshonderd meter bevestigen dat beeld. Wie schetst dan onze verbazing dat tussen lake Albert en lake Edward ineens een berg van vijf kilometer hoog staat. Men weet niet waar die vandaan komt. Het is geen vulkaan...
Gisteren heb ik voor het eerst zelf gereden in een rechtsgestuurde auto aan de linkerkant van de weg. Pfffffffff, dat is wel heel erg spannend hoor. En ineens overal politie. Alsof ze allemaal op mij stonden te wachten. Later bleek dat Gadaffi op bezoek is.
Hoewel ik het vliegen hier natuurlijk super vind, mis ik toch wel het bevlogene van het voor de missie vliegen. Het is hier toch wel behoorlijk plat. Toeristen met heel veel geld en mensen die naar olie zoeken. Alleraardigste mensen vaak, maar niet het kaliber wat je bij Artsen zonder Grenzen tegenkomt – om maar eens wat te noemen. Een interessante gewaarwording in elk geval. Ik weet nog niet waar ik deze gewaarwording ga parkeren.
zondag 16 maart 2008
De buurman
Het is interessant wat de buurman - Niels van der Lindern - meemaakt. Ik nodig eenieder uit om de link hiernaast - missie in Kenia - aan te klikken, maar hierbij vast een teaser:
Just another day not in the office
It was around 7 a.m. that I woke up sweating all over. It didn’t take long to find out why I was sweating. It was because my electric fan was not working. I already had a clue what the problem was, but just to be sure I switched on the light. Indeed, no light neither, so Lodwar had a power-failure again. It was too hot to stay in bed without a fan running, so I decided to go and get some breakfast.
I wanted to go to the office to work todat, but I needed internet for my work and since there was no electricity in Lodwar, I couldn’t use the internet… So I just stayed home and read a book…
At 11:50 suddenly my fan started again! Finally I could go to work… But now I had to wait for Ali to come with the car to pick me up. After 30 minutes he arrived. But he asked me to stay, because there might be an emergency to Eldoret, so I had to pack my stuff for an overnight in Eldoret. We only had to wait for a confirmation.
We waited for one hour for the phone call which never came and at 13:30 I was fed up and left for the office. But, off course, just after I’ve started my computer (and found out that somehow I was unable to connect to the internet), Ali send me an sms:”Come get your stuff and get your ass up to the plane. You’re flying to Eldoret.”
When I arrived at our house, Ali came walking to me. “Change of plans: you’re going to Nairobi.”That was good. The plane has some small problems, which are too complicated to fix in Lodwar, but which are not big enough to fly to Nairobi to fix it. But now I could combine the flight to fix the plane with the medevac. The only thing is: we don’t go to Nairobi for a medevac unless the patient is really dying, so I was a bit curious what kind of patient I would be carrying today…
When I arrived at the hangar, it was already busy there. My guard was already fuelling the plane, the patient and his armed escort (later I heard he was the father of a Member of Parliament, so he needs an escort) already arrived as well as Richard. Richard is a flight nurse, but he is the best flightnurse I’ve flown with so far. While other flight nurses just get sick in the plane and just watch how I help a patient in the plane, Richard is always ahead of me, at least regarding the patient, and he is really helping during an emergency. And he keeps on helping the patient during the flight, instead of vomiting, which is a big plus for a flight nurse. Richard was giving the patient some injections and I walked up to him for a briefing.
“Richard, how are you? Tell me a story about this guy.”“Well, he’s not doing well, but I’ve given him some medicines which will probably keep him alive for a few hours and hopefully they can help him further in Nairobi.” “So I have to behave during the flight?”Richard smiled: “Yes, you better behave; he’s very weak, so no loops or rolls. He will need the stretcher. Don’t put the stretcher flat, but don’t raise the backrest too much neither. He has difficulty breathing but he doesn’t need oxygen. O, and by the way, I’m not flying with you. You’ll get some fresh meat…”“That’s just great. A dying patient and a brand new flight nurse on a flight of more than two and a half hour. You’re really making my day here. Who is it and where is he or she?”
Richard introduced me to the lady who would be the flight nurse.“So, you’re going to fly with me to Nairobi?”, I asked.She appeared to be a bit nervous, which made me nervous as well. I looked a bit desperate to Richard and started my interrogation:“Have you ever flown before?”“No.”“Do you easily get sick?”A hesitating “No”“Have you seen the patient already?”“No.”“You know what Richard has done to that patient now?”“No.”I was starting to become a bit annoyed…“Do you even know what you’ll have to do as a flight nurse?” Richard pinched me.“O.k., I have to prepare the plane. I suggest you use the time to see the patient and think about how to keep this guy alive, because if this man dies during the flight, we will spend the Saturday evening in a police station in Nairobi, explaining why that guy died during the flight. And I know those bloodhounds at Wilson airport, if they can screw you, they will and it will take a lot of bribes or a very big mouth before we can leave that police station… Last time a patient died in my plane, they even wanted to start a criminal investigation against me. Now, make sure an ambulance will be arranged to wait for us. I expect to arrive in Nairobi at 18:00.”
I checked the plane, loaded the patient and the relative and walked up to the flight nurse who was given the last instructions by Richard.“We can go now. Do you know what to do now during the flight?”“Yes.”“Good, did you order an ambulance?”“Yes.”“Are you sure?” (usually people here say “yes”, even when they mean “no”, so I usually ask a question 3 to 4 times and take the average answer)“Yes.”“So when we arrive in Nairobi, an ambulance will be waiting for us?”“Yes.”
That was a score of 100%, so the chance was quite high that she really called an ambulance. Besides, we really needed to go if we wanted to reach Nairobi in time, so I had no time to ask more questions. I strapped in the flight nurse beside the patient and off we went.
During the flight everyone behaved according to their role in the flight: the relative just enjoyed the scenery, sometimes looking back to see if his uncle was still alive, the flight nurse was attending the patient and the patient was really looking like he could die any moment. But Richard insured me that the patient would survive the flight, so I just focused on flying the plane.
At 17:58 I touched down in Nairobi and I taxied to the apron just to find out there was no ambulance waiting for us…
It was last year that a patient died on me while we were waiting for an ambulance and that feels even worse than when a patient dies during the flight. So I didn’t want to let that happen. Time to ask the flight nurse some more questions.“I thought you called an ambulance? Now, where is the ambulance?”No answer, just a shy (and maybe embarrassed) nurse looking at the ground.“And your patient is dying now, while we’re waiting for an ambulance. I want to know what you’re going to do now…”“I don’t know. Let me call the ambulance.”“No, you take care of that patient now. I didn’t fly 600 km’s with him just to let him die here. I’ll let the relative call an ambulance.”
The relative called the ambulance:”They are coming.”“That is not good enough. Where are they and how long will it take before they are here?”The relative started calling again…
Meanwhile a custom-rat came walking to me.“Welcome to Nairobi. I come to collect the landing and navigation fees.”“First of all: I’m busy at this moment. Second: I pay the fees as soon as I file my flightplan back to Lodwar, as I always do.”“That is not the procedure.”“I’m sure it’s not, but that’s how I always do it and that’s also how I’m going to do it this time. Now if you excuse me, I have work to do.”
The relative came back to me: “They are in a traffic jam.”“How long before they are here?”And the relative started calling the ambulance again. And at the same time Ali called me:
“Niels, how are you? Did you arrive in Nairobi safely? Is the patient still alive?”“Yep, the patient is still alive, but there is no ambulance here.”“Well, that’s not your problem now, is it? Why are you still waiting with them?”“No, it is not my problem, but the patient is still using my stretcher and if I would just kick him out of the plane and let him lie on the apron, I might get a guilty conscious in later life… And I don’t want to risk getting a guilty conscious…”Ali laughed: “Good luck then. I’ll call you later.”
And again the relative came back to me: ”They don’t know when they will arrive. It is a big traffic jam.”“O.k., I’m getting sick of this. That guy is dying and I’m getting hungry, let me call the tower for an ambulance. It will cost you 2000 shilling extra, but that will be your problem. You can sort it out with the flight nurse.”
I called the tower and 3 minutes later an ambulance arrived at my plane. And with the ambulance, the custom-rat came back as well. I ignored the rat and helped loading the patient and the passengers in the ambulance.
“To which hospital does this patient need to go?”, the driver asked me.“I don’t know. Ask the flight nurse or the relative.”“They don’t know neither…” the driver replied.
The rat overheard the conversation and apparently he smelled blood. He started to raise his voice to me.“So you’re transporting a patient while you don’t know where he needs to go to?”“No, I'm not. He needed to go to Nairobi and here we are.”“It doesn’t work that way.”“O.k., in that case, can you show me the regulation stating that a pilot should know the final destination of every passenger he is carrying?”“You know there is no such regulation. But this patient is your responsibility.”“My responsibility over this patient has ended when we closed the doors of that ambulance up there. He is not my problem anymore and to tell you the truth, I don’t care where he is going to. Now are we going to create a problem over here or can I go? I’m really hungry now.”
The rat hesitated a moment and then he walked away. Finally I could go and eat and prepare for a few days spending in Nairobi…
Just another day not in the office
It was around 7 a.m. that I woke up sweating all over. It didn’t take long to find out why I was sweating. It was because my electric fan was not working. I already had a clue what the problem was, but just to be sure I switched on the light. Indeed, no light neither, so Lodwar had a power-failure again. It was too hot to stay in bed without a fan running, so I decided to go and get some breakfast.
I wanted to go to the office to work todat, but I needed internet for my work and since there was no electricity in Lodwar, I couldn’t use the internet… So I just stayed home and read a book…
At 11:50 suddenly my fan started again! Finally I could go to work… But now I had to wait for Ali to come with the car to pick me up. After 30 minutes he arrived. But he asked me to stay, because there might be an emergency to Eldoret, so I had to pack my stuff for an overnight in Eldoret. We only had to wait for a confirmation.
We waited for one hour for the phone call which never came and at 13:30 I was fed up and left for the office. But, off course, just after I’ve started my computer (and found out that somehow I was unable to connect to the internet), Ali send me an sms:”Come get your stuff and get your ass up to the plane. You’re flying to Eldoret.”
When I arrived at our house, Ali came walking to me. “Change of plans: you’re going to Nairobi.”That was good. The plane has some small problems, which are too complicated to fix in Lodwar, but which are not big enough to fly to Nairobi to fix it. But now I could combine the flight to fix the plane with the medevac. The only thing is: we don’t go to Nairobi for a medevac unless the patient is really dying, so I was a bit curious what kind of patient I would be carrying today…
When I arrived at the hangar, it was already busy there. My guard was already fuelling the plane, the patient and his armed escort (later I heard he was the father of a Member of Parliament, so he needs an escort) already arrived as well as Richard. Richard is a flight nurse, but he is the best flightnurse I’ve flown with so far. While other flight nurses just get sick in the plane and just watch how I help a patient in the plane, Richard is always ahead of me, at least regarding the patient, and he is really helping during an emergency. And he keeps on helping the patient during the flight, instead of vomiting, which is a big plus for a flight nurse. Richard was giving the patient some injections and I walked up to him for a briefing.
“Richard, how are you? Tell me a story about this guy.”“Well, he’s not doing well, but I’ve given him some medicines which will probably keep him alive for a few hours and hopefully they can help him further in Nairobi.” “So I have to behave during the flight?”Richard smiled: “Yes, you better behave; he’s very weak, so no loops or rolls. He will need the stretcher. Don’t put the stretcher flat, but don’t raise the backrest too much neither. He has difficulty breathing but he doesn’t need oxygen. O, and by the way, I’m not flying with you. You’ll get some fresh meat…”“That’s just great. A dying patient and a brand new flight nurse on a flight of more than two and a half hour. You’re really making my day here. Who is it and where is he or she?”
Richard introduced me to the lady who would be the flight nurse.“So, you’re going to fly with me to Nairobi?”, I asked.She appeared to be a bit nervous, which made me nervous as well. I looked a bit desperate to Richard and started my interrogation:“Have you ever flown before?”“No.”“Do you easily get sick?”A hesitating “No”“Have you seen the patient already?”“No.”“You know what Richard has done to that patient now?”“No.”I was starting to become a bit annoyed…“Do you even know what you’ll have to do as a flight nurse?” Richard pinched me.“O.k., I have to prepare the plane. I suggest you use the time to see the patient and think about how to keep this guy alive, because if this man dies during the flight, we will spend the Saturday evening in a police station in Nairobi, explaining why that guy died during the flight. And I know those bloodhounds at Wilson airport, if they can screw you, they will and it will take a lot of bribes or a very big mouth before we can leave that police station… Last time a patient died in my plane, they even wanted to start a criminal investigation against me. Now, make sure an ambulance will be arranged to wait for us. I expect to arrive in Nairobi at 18:00.”
I checked the plane, loaded the patient and the relative and walked up to the flight nurse who was given the last instructions by Richard.“We can go now. Do you know what to do now during the flight?”“Yes.”“Good, did you order an ambulance?”“Yes.”“Are you sure?” (usually people here say “yes”, even when they mean “no”, so I usually ask a question 3 to 4 times and take the average answer)“Yes.”“So when we arrive in Nairobi, an ambulance will be waiting for us?”“Yes.”
That was a score of 100%, so the chance was quite high that she really called an ambulance. Besides, we really needed to go if we wanted to reach Nairobi in time, so I had no time to ask more questions. I strapped in the flight nurse beside the patient and off we went.
During the flight everyone behaved according to their role in the flight: the relative just enjoyed the scenery, sometimes looking back to see if his uncle was still alive, the flight nurse was attending the patient and the patient was really looking like he could die any moment. But Richard insured me that the patient would survive the flight, so I just focused on flying the plane.
At 17:58 I touched down in Nairobi and I taxied to the apron just to find out there was no ambulance waiting for us…
It was last year that a patient died on me while we were waiting for an ambulance and that feels even worse than when a patient dies during the flight. So I didn’t want to let that happen. Time to ask the flight nurse some more questions.“I thought you called an ambulance? Now, where is the ambulance?”No answer, just a shy (and maybe embarrassed) nurse looking at the ground.“And your patient is dying now, while we’re waiting for an ambulance. I want to know what you’re going to do now…”“I don’t know. Let me call the ambulance.”“No, you take care of that patient now. I didn’t fly 600 km’s with him just to let him die here. I’ll let the relative call an ambulance.”
The relative called the ambulance:”They are coming.”“That is not good enough. Where are they and how long will it take before they are here?”The relative started calling again…
Meanwhile a custom-rat came walking to me.“Welcome to Nairobi. I come to collect the landing and navigation fees.”“First of all: I’m busy at this moment. Second: I pay the fees as soon as I file my flightplan back to Lodwar, as I always do.”“That is not the procedure.”“I’m sure it’s not, but that’s how I always do it and that’s also how I’m going to do it this time. Now if you excuse me, I have work to do.”
The relative came back to me: “They are in a traffic jam.”“How long before they are here?”And the relative started calling the ambulance again. And at the same time Ali called me:
“Niels, how are you? Did you arrive in Nairobi safely? Is the patient still alive?”“Yep, the patient is still alive, but there is no ambulance here.”“Well, that’s not your problem now, is it? Why are you still waiting with them?”“No, it is not my problem, but the patient is still using my stretcher and if I would just kick him out of the plane and let him lie on the apron, I might get a guilty conscious in later life… And I don’t want to risk getting a guilty conscious…”Ali laughed: “Good luck then. I’ll call you later.”
And again the relative came back to me: ”They don’t know when they will arrive. It is a big traffic jam.”“O.k., I’m getting sick of this. That guy is dying and I’m getting hungry, let me call the tower for an ambulance. It will cost you 2000 shilling extra, but that will be your problem. You can sort it out with the flight nurse.”
I called the tower and 3 minutes later an ambulance arrived at my plane. And with the ambulance, the custom-rat came back as well. I ignored the rat and helped loading the patient and the passengers in the ambulance.
“To which hospital does this patient need to go?”, the driver asked me.“I don’t know. Ask the flight nurse or the relative.”“They don’t know neither…” the driver replied.
The rat overheard the conversation and apparently he smelled blood. He started to raise his voice to me.“So you’re transporting a patient while you don’t know where he needs to go to?”“No, I'm not. He needed to go to Nairobi and here we are.”“It doesn’t work that way.”“O.k., in that case, can you show me the regulation stating that a pilot should know the final destination of every passenger he is carrying?”“You know there is no such regulation. But this patient is your responsibility.”“My responsibility over this patient has ended when we closed the doors of that ambulance up there. He is not my problem anymore and to tell you the truth, I don’t care where he is going to. Now are we going to create a problem over here or can I go? I’m really hungry now.”
The rat hesitated a moment and then he walked away. Finally I could go and eat and prepare for a few days spending in Nairobi…
Losse flodders
Natuurlijk zijn ook hier een aantal verhalen, die ik jullie niet wil onthouden.
Om te beginnen werd er hier in de buurt een film opgenomen. Er waren een paar Ugandese figuranten nodig en die kregen daarvoor 10.000 shilling. Er was een groot zwembad bij en de regisseur bedacht ineens dat het wel gaaf zou zijn als er één of twee Ugandese figuranten in het water zouden springen. Dus hij riep dat hij de vergoeding zou verdubbelen voor degeen die in het swembad sprong. Nu ontstonden er twee verrassingen voor deze regisseur: als één man sprong iedereen in het water en het bleek dat niemand kon zwemmen. Ugandesen kunnen niet zwemmen. Joost mag weten waarom niet. Het was nog een heel verhaal om iedereen er weer uit te krijgen zonder ongelukken.
Een vrouw ging op een wandelsafari. Ze werd vergezeld door twee Masaï krijgers. Toen kwam daar een buffel aangehold en deze buffel maakte geen enkele aanstalten om om deze dame heen te lopen. Sterker nog, hij ging echt zijn best doen om door haar heen te lopen. Het laatste wat ze van de Masaï krijgers zag was, dat ze de benen namen en de boom inklommen.
Nadat ze uit het ziekenhuis was ontslagen heeft ze wat navraag gedaan en toen bleek dat het geen Masaï krijgers waren, maar lokale mensen VERKLEED als Masaï krijgers. Niet echt een heleboel bescherming dus.
Tim heeft een heleboel ervaring met de politie hier. Ze proberen hier natuurlijk ook bij tijd en wijle een boete uit te delen en dan wat geld te toucheren. Tim gaat daarin niet mee. Tim commandeert de politieman in kwestie dan plaats te nemen zodat ze samen naar het politiebureau kunnen rijden. Op de vraag "waarom dan" geeft Tim dan terug dat hij de betrokken politieman arresteert omdat deze kennelijk corrupt is en dat is tegen de wet. De politieman neemt dan steeds de benen.
Daarnaast kent Tim – hij woont hier nu al zeventien jaar – veel bazen en opperbazen. Als hij dus echt een moeilijk geval tegenkomt belt hij een baas. Zo was er een politieman die niet losliet. Tim belde de baas en gaf de telefoon aan de politieman. De politieman legde de telefoon aan zijn oorschelp, zei hallo en sprong onmiddellijk in de houding en gaf na enige tijd de telefoon weer terug. Zich uitputtend in verontschuldigingen.
Meestal zie je geen politie, maar vandaag zag je ze overal langs de weg staan, dus wie weet wat ons nog te wachten staat.
Howard heeft trouwens laatst een ongeluk gehad. Hij stak met zijn auto over en werd aan de zijkant geramt door een kleine overbeladen pickup met slechte remmen.
Hetgeen Howard daarna het meest heeft geschokt is het feit dat er zich onmiddellijk een menigte mensen om de auto verzamelde met stokken en stenen in de hand. Howard heeft zich erg bedreigd gevoeld. Het was dankzij de politie dat één en ander niet verder uit de hand is gelopen.
Ik heb nu een boekje met handige zinnetjes van het Engels naar zowel Swahili als naar Luganda. Het is interessant dat het hoofdstukje “veelgebruikte en handige zinssneden voor dagelijks gebruik”, begint met de zin : “geef me geld”. Niet tekenend voor dit land, maar misschien wel voor voorbije tijden.
Om te beginnen werd er hier in de buurt een film opgenomen. Er waren een paar Ugandese figuranten nodig en die kregen daarvoor 10.000 shilling. Er was een groot zwembad bij en de regisseur bedacht ineens dat het wel gaaf zou zijn als er één of twee Ugandese figuranten in het water zouden springen. Dus hij riep dat hij de vergoeding zou verdubbelen voor degeen die in het swembad sprong. Nu ontstonden er twee verrassingen voor deze regisseur: als één man sprong iedereen in het water en het bleek dat niemand kon zwemmen. Ugandesen kunnen niet zwemmen. Joost mag weten waarom niet. Het was nog een heel verhaal om iedereen er weer uit te krijgen zonder ongelukken.
Een vrouw ging op een wandelsafari. Ze werd vergezeld door twee Masaï krijgers. Toen kwam daar een buffel aangehold en deze buffel maakte geen enkele aanstalten om om deze dame heen te lopen. Sterker nog, hij ging echt zijn best doen om door haar heen te lopen. Het laatste wat ze van de Masaï krijgers zag was, dat ze de benen namen en de boom inklommen.
Nadat ze uit het ziekenhuis was ontslagen heeft ze wat navraag gedaan en toen bleek dat het geen Masaï krijgers waren, maar lokale mensen VERKLEED als Masaï krijgers. Niet echt een heleboel bescherming dus.
Tim heeft een heleboel ervaring met de politie hier. Ze proberen hier natuurlijk ook bij tijd en wijle een boete uit te delen en dan wat geld te toucheren. Tim gaat daarin niet mee. Tim commandeert de politieman in kwestie dan plaats te nemen zodat ze samen naar het politiebureau kunnen rijden. Op de vraag "waarom dan" geeft Tim dan terug dat hij de betrokken politieman arresteert omdat deze kennelijk corrupt is en dat is tegen de wet. De politieman neemt dan steeds de benen.
Daarnaast kent Tim – hij woont hier nu al zeventien jaar – veel bazen en opperbazen. Als hij dus echt een moeilijk geval tegenkomt belt hij een baas. Zo was er een politieman die niet losliet. Tim belde de baas en gaf de telefoon aan de politieman. De politieman legde de telefoon aan zijn oorschelp, zei hallo en sprong onmiddellijk in de houding en gaf na enige tijd de telefoon weer terug. Zich uitputtend in verontschuldigingen.
Meestal zie je geen politie, maar vandaag zag je ze overal langs de weg staan, dus wie weet wat ons nog te wachten staat.
Howard heeft trouwens laatst een ongeluk gehad. Hij stak met zijn auto over en werd aan de zijkant geramt door een kleine overbeladen pickup met slechte remmen.
Hetgeen Howard daarna het meest heeft geschokt is het feit dat er zich onmiddellijk een menigte mensen om de auto verzamelde met stokken en stenen in de hand. Howard heeft zich erg bedreigd gevoeld. Het was dankzij de politie dat één en ander niet verder uit de hand is gelopen.
Ik heb nu een boekje met handige zinnetjes van het Engels naar zowel Swahili als naar Luganda. Het is interessant dat het hoofdstukje “veelgebruikte en handige zinssneden voor dagelijks gebruik”, begint met de zin : “geef me geld”. Niet tekenend voor dit land, maar misschien wel voor voorbije tijden.
examen Certified Flight Instructor
Zaterdag 15 maart was mijn examen voor vlieginstructeur. Weer de zenuwen natuurlijk. Dit leven lijkt wel van het ene naar het andere examen te springen soms.
Samen met Curt - die ook instructeur wil worden, maar dan part-time – en Howard – onze chaperone en algemene steun en toeverlaat – gaan we erheen. Zoals al eerder genoemd is het examen op Soroti (01 43 N 033 37 E), de nationale vliegschool van Uganda.
Om 05:00 uur gaat de wekker. Het is nog stikdonker en het valt niet mee om mijn ogen open te krijgen. Dit was weer een stormachtige nacht met regen, wind en onweer. Ergens hangt een stuk ijzer te klapperen in de wind en het heeft dus wel even geduurd voordat Klaas Vaak mij gevonden had. Afijn, maakt niet uit. Ik spring mijn bed uit, poets mijn tanden en stap bij Howard in de auto.
Je snapt wel dat wij de eersten op de aeroclub zijn. Gelukkig is er electriciteit, want eerlijk gezegd weet ik niet of ze hier olielampen hebben. Het duurt een poosje voor Curt er is en dat is maar goed ook, want dan kan ik intussen een boterham voor mezelf smeren met Amerikaanse pindakaas en een kopje koffie en een kopje thee gaat er ook wel in. Kan ik ook even over het internet struinen naar eventuele mail en andere nieuwtjes.
Ik begrijp dat het westelijk tuinbouwgebied aan de rand van Haarlem nu landelijk de aandacht heeft. En dat de gemeente van Bloemendaal op zoek is naar een nieuw gemeentehuis, sinds dat ze samengaan met Bennebroek.
In Nieuw Guinea was het de wereldomroep, die me op de hoogte hield. Ook in de CAR was de wereldomroep in hoge mate bron van informatie. Hier in Uganda kan ik zelf kiezen waar ik mijn informatie vandaan haal. Interessante ontwikkelingen zijn dat toch.
Als Curt komt gaan we samen het vliegtuig nakijken en voor ik het weet hangen we in de lucht op een koers van 035. Het is nog vroeg in de ochtend, het is nog bladstil en ik zit aan het stuur. Curt zit met zijn neus in de boeken. Curt moet uitleggen en lesgeven in “rechtuit en horizontaal vliegen en overtrekken”, ik mag “het effect van de roeren en een steile bocht” uitleggen. Curt heeft zich er echt allemachtig druk over gemaakt en ik ... ik ben bang dat ik er alleen maar over heb nagedacht. Nou ja, we zien wel waar het schip strandt.
Als we de Nijl naderen vraagt Howard of Curt een fles bij zich heeft? Het blijkt dat Howard vreselijk moet plassen. En Curt heeft geen fles bij zich. Howard zegt dat hij het dan wel zal ophouden, het is nog een half uur vliegen. Vijf minuten later zegt Howard dat hij echt op barsten staat. Hij gaat het in een spuugzakje proberen te doen. Het is op dit punt dat de vijftienduizend uren vliegervaring zich echt laten gelden. Zonder morsen en zonder gedoe raakt hij in zeer korte tijd de overtollige ballast kwijt terwijl Curt en ik uitvoerig het groene landschap onder ons bestuderen.
Als we de Nijl passeren worden we door Entebbe overgezet naar Soroti. Soroti antwoord echter niet. Ook tien minuten later geven ze nog geen sjoege. Vlak voor we er zijn worden ze wakker en dan willen ze ineens allerlei info hebben die we al aan Entebbe hebben gegeven per radio en ook per telefoon.
Dit is één van de problemen hier. Ze zijn op zoek naar onbelangrijke informatie via de radio, terwijl daardoor soms kostbare tijd verloren gaat in het voorkomen van botsingen, waar de radio toch primair voor is bedoeld. Je ziet hier duidelijk een clash tussen culturen. Wat de oorzaak precies is mag Joost weten, maar je kan je voorstellen dat een koloniaal ooit heeft uitgelegd dat het heel belangrijk is om bij het invullen van een formulier alle lege vakjes te vullen. Dat je daar flexibel in zou kunnen zijn al naar gelang de omstandigheden was op dat moment misschien nog niet aan de orde. Maar nu deste meer. Echter, de betreffende ambtenaar is inmiddels een eminente oude leraar geworden en hij geeft zijn jongere landgenoten les in het invullen van een formulier. God verhoede dat er een vakje oningevuld blijft. En zo kon het gebeuren dat Jim en Howard recht op elkaar afvlogen met een relatieve snelheid van 450 kilometer per uur, terwijl het dominerende onderwerp van gesprek was wanneer ze waar vandaan vertrokken (“he?, wat zegt u?”), hoeveel benzine ze toen nog aan boord hadden, met hoeveel personen ze zijn vertrokken, enzovoorts. Je hoort het wel, het is hun een ernstige doorn in het oog.
Soroti is een enorm grote betonbaan. Toen we arriveerden zagen we een militaire vechthelicopter en een militaire vrachthelicopter. We stopten in de buurt van de grote vrachthelicopter en toen we uitstapten hoorden we hem net een zogenaamde hotstart maken. Daarbij is de turbine nog onvoldoende op snelheid op het moment dat de brandstof wordt in gespoten. Dan krijg je dus dat er een te hoge temperatuur ontstaat en de vlieger moet dan vliegensvlug het startproces stoppen anders kan je de motor weggooien en straalmotoren zijn best duur.
Een paar minuten later kwam de tweede poging. Maar al die onverbrande brandstof van de eerste keer lag nog ergens in de motor, dus dat was spectaculair om te zien: een enorme vlam uit de uitlaat. Het is trouwens zowiezo een mirakel om zo’n grote helicopter te zien vertrekken. Gelukkig taxiede hij eerst een eind weg voor hij de lucht inging, anders had onze kleine Cessna samen met hem het luchtruim gekozen ben ik bang.
Onze examinator had ons inmiddels gevonden en Curt zou als eerste met hem gaan vliegen. Het grondverhaal zou later wel komen, zodat we het vliegen in de minder turbulente uren van de dag zouden kunnen voltooien. De examinator wees Howard en mij inmiddels een ruimte waar we konden wachten. Een ruimte met onder andere oude foto’s en krantenknipsels. Ook een foto van de allereerste klas in 1970. De examinator vertelde dat hij daar ook in had gezeten en of wij ook konden vertellen wie hij was? Ik had hem meteen gevonden en hij was daar zo van onder de indruk dat ik dacht dat ik mijn examen al wel gehaald had, maar zo was het ook weer niet bleek later.
Een beetje rondlopend kwam ik met verschillende mensen aan de babbel. Een vliegtuigmonteur kende Nederland wel want hij was op cursus geweest in Amerika en Rusland (vanwege al die Russische helicopters). En op weg naar Rusland had hij een tussenstop op Amsterdam gemaakt. Hij had één of andere onduidelijke rang en toen hij mij dat niet aan het verstand kon peuteren vroeg hij mij of wij in Holland dan geen Engels praatten? En of we dan op school geen Engels kregen? Het duurde even voordat hij begreep dat we tijdens de Engelse les niet begonnen met het doornemen van de verschillende rangen en standen in militaire kring. Een interessante positionering van zijn denkraam. Niet groot of klein, maar een andere positie.
Daarna kwam ik te praten met een student van de vliegschool. Ze hebben hier echt de deal van de eeuw met een commercieel-, instrument- en meermotorig brevet voor de prijs van $18000. En op het moment zijn er zelfs ook weer twee vliegwaardige vliegtuigen. Maar nu zijn er geen instructeurs. Het is makkelijk om een baan te krijgen tegenwoordig en – zo vertelde deze jongen mij – als je ergens in oost Afrika vertelt dat je van Soroti komt, dan ben je binnen. Dat klopte niet helemaal met de verhalen die ik had gehoord, maar goed: ook die verhalen kunnen gekleurd zijn natuurlijk. De praktijk wijst in elk geval uit dat er geen afgestudeerden achterblijven om instructie te geven. En dat betekent over het algemeen dat ze een baan hebben gevonden in de beter betalende verkeersvliegerij.
Deze school was ooit gebouwd voor de BOAC (British Overseas Airways Corporation). Het zou hun school zijn om vliegers om te scholen naar de tropen. Toen kwam de zelfstandigheid en dat was het eind van de BOAC droom. Het heeft toch nog wel een bloeiende periode gekend, maar nu is het een vervallen toestand. Tim Cooper (mijn baas) heeft het plan opgevat om het weer in ere te herstellen. Deze keer om Chinezen en India-ers op te leiden. Beide landen kampen met een enorm tekort aan vliegers. Tim is een ondernemende man, dat zie je wel.
De student zelf is erg te spreken over de behuizing. Er is voor elke student een kamer, er is goed en gevarieerd eten, je kleren worden voor je gewassen en er zelfs een zwembad! Als je door de barsten en het gebroken glas heenkijkt ziet het er inderdaad allemaal prachtig uit. Inclusief prachtige bomen en planten.
De student gunt me ook een kijkje in de hangar. Hij weet bij elk vliegtuig wat niet meer rechtop zijn poten staat het verhaal. De meeste vliegtuigen staan er wat onttakelt bij. Maar de twee vliegtuigen die het wel doen zitten goed in de verf. De examinator vertelt later wat triest dat dat dan ook het enige aardige is aan die vliegtuigen. De buitenkant ziet er leuk uit , maar de rest is er verdrietig aan toe. Zowel het instrumentarium als de motor is ernstig vermoeid, aldus de examinator.
Alle starts worden hier in Uganda altijd met flaps gemaakt. Maar ik heb net Curt zien wegtaxiën met flaps omlaag, terwijl ik hem even later zag starten met flaps omhoog. Dat heb ik in mijn gedachten vastgehouden en als ik dus start met flaps omhoog komt mij dat op een klinkend compliment te staan. Flaps maken je start korter, maar op een betonbaan van twee kilometer hoef je je met een Cessna 172 geen zorgen te maken.
Ik laat zien wat de verschillende roeren met het vliegtuig doen. En hij wil het ook graag proberen. De steile bocht gaat ook prima en hij doet het ook goed. Knap hoor. Daarna moet ik nog een paar overtrekken doen en de door mij steeds gevreesde oefening motorstoring. Natuurlijk kom ik – schijterd die ik ben – te hoog uit. Daar hebben we dan zo onze methodes voor om die overtollige hoogte te verliezen. Omdat ik heb gehoord dat slippen controversieel wordt geacht ga ik voor S-bochten. Hoewel ik het nu goed haal levert het een fronsende examinator op. “Waar of ik dergelijke trucs geleerd heb!” Hij vindt dat je het gewoon beter moet inschatten. En als je dan te hoog zit moet je de nadering met flaps steiler maken. En als je dan teveel flaps hebt geselecteerd, dan selecteer je weer wat minder. Hoewel ik dat inderdaad ook wel eens heb gedaan, wordt een dergelijke actie zonder meer een “no, no” geacht te zijn. Nou ja, zo zie je maar weer dat iedereen zo zijn eigen normen en waarden heeft en dat er ook op vlieggebied discussie mogelijk is.
De landingen die ik moet maken gaan super dus dat compenseert weer een beetje voor de slechte motorstoring oefening. Het mondelinge stuk is zo gepiept. We vinden ergens een verlaten klaslokaal met een mooi zwart bord en een enorme voorraad krijt. Curt heeft een map vol tekst een een flipover gemaakt. Hij wordt al vrij snel afgekapt dat het zo wel goed is. Hij maakt maar één enorme bloeper en dan is het mijn beurt. Op zich is het praten over roeren en steile bochten mij wel toevertrouwd en ook mij wordt al vrij snel verteld dat het wel goed is zo. Nog even $100 afgeven en dat is het. Als ik vraag wanneer ik mijn instructeurs papiertje krijg moet de examinator een beetje gniffelen. Hij vraagt mijn brevet. Daar staat op – dat had ik nog niet gezien – dat de houders dezes geen instructie mag geven. Hij krast het “geen” door en klaar ben ik!!
Curt gaat op de terugweg sturen en ik geniet lekker achterin van de nieuwe mijlpaal. Het weer begint wat te betrekken. Je kan zien dat het regenseizoen voor de deur staat. En hier willen ze echt afstand houden tot de wolken, dus dat wordt draaien en tutten tussen de buien door. Het maakt me allemaal niks uit. Ik heb geen haast: “pole, pole” is hier de kreet.
Het één en ander resulteert wel in een aankomst rond vier uur en een lunch rond vijf uur. Eten en drinken is hier wanneer de gelegenheid zich voordoet. Gek genoeg vind ik dat prima. Thuis was het rond twaalf uur echt heel belangrijk om halt te houden en om iets te eten. Hier maakt het niks uit. Soms doe ik de hele dag op één maaltijd. Het maakt denk ik wel verschil dat ik thuis 20 km naar mijn werk fietste en hier laat ik me elke keer rijden.
Thuis vertelt Curt wie hij eigenlijk is. Hij zet hier een school op poten samen met anderen. Hij zit diep in Afrikaanse historie. Dit verhaal heeft – naast een practische scholing, volgend op middelbare scholing – ook een bijbelse component. Maar ik geloof dat het minder fanatiek en dwingend is dan ik het indertijd weleens heb gezien. Een heel aardige vent van drie-en-veertig met vrouw en drie jonge kinderen. Hij heeft ook voor de zending gevlogen en hij heeft net als ik een kleine 3000 uur. Dus hij wilde met dat vliegen ook iets doen en dat hebben ze hier met beide handen aangepakt, want ze hebben veel meer leerling vliegers dan ze aankunnen. Vanmorgen noemde ik het fenomeen “wachtlijst” en dat was een nieuw begrip voor de mensen hier. Maar ze vonden het wel een aanlokkelijk idee. De vliegers raken langzamerhand overwerkt.
Jim – degeen met wie ik naar huis zou rijden – moest nog tot na zonsondergang werken. En toen bedacht ik me dat ik ernstig toe was aan een plons in een zwembad. Gelukkig is er hier een zwembad en dus ben ik daar pierlanaakt in gestapt. Alleen de mooie maan en de sterren waren daarvan getuigen. En natuurlijk de zacht wiegende palmboom die naast het zwembad staat. Heerlijk en zó genant. Thuis allemaal hardwerkende mensen en ik hier luierend in het tropisch paradijs.
Samen met Curt - die ook instructeur wil worden, maar dan part-time – en Howard – onze chaperone en algemene steun en toeverlaat – gaan we erheen. Zoals al eerder genoemd is het examen op Soroti (01 43 N 033 37 E), de nationale vliegschool van Uganda.
Om 05:00 uur gaat de wekker. Het is nog stikdonker en het valt niet mee om mijn ogen open te krijgen. Dit was weer een stormachtige nacht met regen, wind en onweer. Ergens hangt een stuk ijzer te klapperen in de wind en het heeft dus wel even geduurd voordat Klaas Vaak mij gevonden had. Afijn, maakt niet uit. Ik spring mijn bed uit, poets mijn tanden en stap bij Howard in de auto.
Je snapt wel dat wij de eersten op de aeroclub zijn. Gelukkig is er electriciteit, want eerlijk gezegd weet ik niet of ze hier olielampen hebben. Het duurt een poosje voor Curt er is en dat is maar goed ook, want dan kan ik intussen een boterham voor mezelf smeren met Amerikaanse pindakaas en een kopje koffie en een kopje thee gaat er ook wel in. Kan ik ook even over het internet struinen naar eventuele mail en andere nieuwtjes.
Ik begrijp dat het westelijk tuinbouwgebied aan de rand van Haarlem nu landelijk de aandacht heeft. En dat de gemeente van Bloemendaal op zoek is naar een nieuw gemeentehuis, sinds dat ze samengaan met Bennebroek.
In Nieuw Guinea was het de wereldomroep, die me op de hoogte hield. Ook in de CAR was de wereldomroep in hoge mate bron van informatie. Hier in Uganda kan ik zelf kiezen waar ik mijn informatie vandaan haal. Interessante ontwikkelingen zijn dat toch.
Als Curt komt gaan we samen het vliegtuig nakijken en voor ik het weet hangen we in de lucht op een koers van 035. Het is nog vroeg in de ochtend, het is nog bladstil en ik zit aan het stuur. Curt zit met zijn neus in de boeken. Curt moet uitleggen en lesgeven in “rechtuit en horizontaal vliegen en overtrekken”, ik mag “het effect van de roeren en een steile bocht” uitleggen. Curt heeft zich er echt allemachtig druk over gemaakt en ik ... ik ben bang dat ik er alleen maar over heb nagedacht. Nou ja, we zien wel waar het schip strandt.
Als we de Nijl naderen vraagt Howard of Curt een fles bij zich heeft? Het blijkt dat Howard vreselijk moet plassen. En Curt heeft geen fles bij zich. Howard zegt dat hij het dan wel zal ophouden, het is nog een half uur vliegen. Vijf minuten later zegt Howard dat hij echt op barsten staat. Hij gaat het in een spuugzakje proberen te doen. Het is op dit punt dat de vijftienduizend uren vliegervaring zich echt laten gelden. Zonder morsen en zonder gedoe raakt hij in zeer korte tijd de overtollige ballast kwijt terwijl Curt en ik uitvoerig het groene landschap onder ons bestuderen.
Als we de Nijl passeren worden we door Entebbe overgezet naar Soroti. Soroti antwoord echter niet. Ook tien minuten later geven ze nog geen sjoege. Vlak voor we er zijn worden ze wakker en dan willen ze ineens allerlei info hebben die we al aan Entebbe hebben gegeven per radio en ook per telefoon.
Dit is één van de problemen hier. Ze zijn op zoek naar onbelangrijke informatie via de radio, terwijl daardoor soms kostbare tijd verloren gaat in het voorkomen van botsingen, waar de radio toch primair voor is bedoeld. Je ziet hier duidelijk een clash tussen culturen. Wat de oorzaak precies is mag Joost weten, maar je kan je voorstellen dat een koloniaal ooit heeft uitgelegd dat het heel belangrijk is om bij het invullen van een formulier alle lege vakjes te vullen. Dat je daar flexibel in zou kunnen zijn al naar gelang de omstandigheden was op dat moment misschien nog niet aan de orde. Maar nu deste meer. Echter, de betreffende ambtenaar is inmiddels een eminente oude leraar geworden en hij geeft zijn jongere landgenoten les in het invullen van een formulier. God verhoede dat er een vakje oningevuld blijft. En zo kon het gebeuren dat Jim en Howard recht op elkaar afvlogen met een relatieve snelheid van 450 kilometer per uur, terwijl het dominerende onderwerp van gesprek was wanneer ze waar vandaan vertrokken (“he?, wat zegt u?”), hoeveel benzine ze toen nog aan boord hadden, met hoeveel personen ze zijn vertrokken, enzovoorts. Je hoort het wel, het is hun een ernstige doorn in het oog.
Soroti is een enorm grote betonbaan. Toen we arriveerden zagen we een militaire vechthelicopter en een militaire vrachthelicopter. We stopten in de buurt van de grote vrachthelicopter en toen we uitstapten hoorden we hem net een zogenaamde hotstart maken. Daarbij is de turbine nog onvoldoende op snelheid op het moment dat de brandstof wordt in gespoten. Dan krijg je dus dat er een te hoge temperatuur ontstaat en de vlieger moet dan vliegensvlug het startproces stoppen anders kan je de motor weggooien en straalmotoren zijn best duur.
Een paar minuten later kwam de tweede poging. Maar al die onverbrande brandstof van de eerste keer lag nog ergens in de motor, dus dat was spectaculair om te zien: een enorme vlam uit de uitlaat. Het is trouwens zowiezo een mirakel om zo’n grote helicopter te zien vertrekken. Gelukkig taxiede hij eerst een eind weg voor hij de lucht inging, anders had onze kleine Cessna samen met hem het luchtruim gekozen ben ik bang.
Onze examinator had ons inmiddels gevonden en Curt zou als eerste met hem gaan vliegen. Het grondverhaal zou later wel komen, zodat we het vliegen in de minder turbulente uren van de dag zouden kunnen voltooien. De examinator wees Howard en mij inmiddels een ruimte waar we konden wachten. Een ruimte met onder andere oude foto’s en krantenknipsels. Ook een foto van de allereerste klas in 1970. De examinator vertelde dat hij daar ook in had gezeten en of wij ook konden vertellen wie hij was? Ik had hem meteen gevonden en hij was daar zo van onder de indruk dat ik dacht dat ik mijn examen al wel gehaald had, maar zo was het ook weer niet bleek later.
Een beetje rondlopend kwam ik met verschillende mensen aan de babbel. Een vliegtuigmonteur kende Nederland wel want hij was op cursus geweest in Amerika en Rusland (vanwege al die Russische helicopters). En op weg naar Rusland had hij een tussenstop op Amsterdam gemaakt. Hij had één of andere onduidelijke rang en toen hij mij dat niet aan het verstand kon peuteren vroeg hij mij of wij in Holland dan geen Engels praatten? En of we dan op school geen Engels kregen? Het duurde even voordat hij begreep dat we tijdens de Engelse les niet begonnen met het doornemen van de verschillende rangen en standen in militaire kring. Een interessante positionering van zijn denkraam. Niet groot of klein, maar een andere positie.
Daarna kwam ik te praten met een student van de vliegschool. Ze hebben hier echt de deal van de eeuw met een commercieel-, instrument- en meermotorig brevet voor de prijs van $18000. En op het moment zijn er zelfs ook weer twee vliegwaardige vliegtuigen. Maar nu zijn er geen instructeurs. Het is makkelijk om een baan te krijgen tegenwoordig en – zo vertelde deze jongen mij – als je ergens in oost Afrika vertelt dat je van Soroti komt, dan ben je binnen. Dat klopte niet helemaal met de verhalen die ik had gehoord, maar goed: ook die verhalen kunnen gekleurd zijn natuurlijk. De praktijk wijst in elk geval uit dat er geen afgestudeerden achterblijven om instructie te geven. En dat betekent over het algemeen dat ze een baan hebben gevonden in de beter betalende verkeersvliegerij.
Deze school was ooit gebouwd voor de BOAC (British Overseas Airways Corporation). Het zou hun school zijn om vliegers om te scholen naar de tropen. Toen kwam de zelfstandigheid en dat was het eind van de BOAC droom. Het heeft toch nog wel een bloeiende periode gekend, maar nu is het een vervallen toestand. Tim Cooper (mijn baas) heeft het plan opgevat om het weer in ere te herstellen. Deze keer om Chinezen en India-ers op te leiden. Beide landen kampen met een enorm tekort aan vliegers. Tim is een ondernemende man, dat zie je wel.
De student zelf is erg te spreken over de behuizing. Er is voor elke student een kamer, er is goed en gevarieerd eten, je kleren worden voor je gewassen en er zelfs een zwembad! Als je door de barsten en het gebroken glas heenkijkt ziet het er inderdaad allemaal prachtig uit. Inclusief prachtige bomen en planten.
De student gunt me ook een kijkje in de hangar. Hij weet bij elk vliegtuig wat niet meer rechtop zijn poten staat het verhaal. De meeste vliegtuigen staan er wat onttakelt bij. Maar de twee vliegtuigen die het wel doen zitten goed in de verf. De examinator vertelt later wat triest dat dat dan ook het enige aardige is aan die vliegtuigen. De buitenkant ziet er leuk uit , maar de rest is er verdrietig aan toe. Zowel het instrumentarium als de motor is ernstig vermoeid, aldus de examinator.
Alle starts worden hier in Uganda altijd met flaps gemaakt. Maar ik heb net Curt zien wegtaxiën met flaps omlaag, terwijl ik hem even later zag starten met flaps omhoog. Dat heb ik in mijn gedachten vastgehouden en als ik dus start met flaps omhoog komt mij dat op een klinkend compliment te staan. Flaps maken je start korter, maar op een betonbaan van twee kilometer hoef je je met een Cessna 172 geen zorgen te maken.
Ik laat zien wat de verschillende roeren met het vliegtuig doen. En hij wil het ook graag proberen. De steile bocht gaat ook prima en hij doet het ook goed. Knap hoor. Daarna moet ik nog een paar overtrekken doen en de door mij steeds gevreesde oefening motorstoring. Natuurlijk kom ik – schijterd die ik ben – te hoog uit. Daar hebben we dan zo onze methodes voor om die overtollige hoogte te verliezen. Omdat ik heb gehoord dat slippen controversieel wordt geacht ga ik voor S-bochten. Hoewel ik het nu goed haal levert het een fronsende examinator op. “Waar of ik dergelijke trucs geleerd heb!” Hij vindt dat je het gewoon beter moet inschatten. En als je dan te hoog zit moet je de nadering met flaps steiler maken. En als je dan teveel flaps hebt geselecteerd, dan selecteer je weer wat minder. Hoewel ik dat inderdaad ook wel eens heb gedaan, wordt een dergelijke actie zonder meer een “no, no” geacht te zijn. Nou ja, zo zie je maar weer dat iedereen zo zijn eigen normen en waarden heeft en dat er ook op vlieggebied discussie mogelijk is.
De landingen die ik moet maken gaan super dus dat compenseert weer een beetje voor de slechte motorstoring oefening. Het mondelinge stuk is zo gepiept. We vinden ergens een verlaten klaslokaal met een mooi zwart bord en een enorme voorraad krijt. Curt heeft een map vol tekst een een flipover gemaakt. Hij wordt al vrij snel afgekapt dat het zo wel goed is. Hij maakt maar één enorme bloeper en dan is het mijn beurt. Op zich is het praten over roeren en steile bochten mij wel toevertrouwd en ook mij wordt al vrij snel verteld dat het wel goed is zo. Nog even $100 afgeven en dat is het. Als ik vraag wanneer ik mijn instructeurs papiertje krijg moet de examinator een beetje gniffelen. Hij vraagt mijn brevet. Daar staat op – dat had ik nog niet gezien – dat de houders dezes geen instructie mag geven. Hij krast het “geen” door en klaar ben ik!!
Curt gaat op de terugweg sturen en ik geniet lekker achterin van de nieuwe mijlpaal. Het weer begint wat te betrekken. Je kan zien dat het regenseizoen voor de deur staat. En hier willen ze echt afstand houden tot de wolken, dus dat wordt draaien en tutten tussen de buien door. Het maakt me allemaal niks uit. Ik heb geen haast: “pole, pole” is hier de kreet.
Het één en ander resulteert wel in een aankomst rond vier uur en een lunch rond vijf uur. Eten en drinken is hier wanneer de gelegenheid zich voordoet. Gek genoeg vind ik dat prima. Thuis was het rond twaalf uur echt heel belangrijk om halt te houden en om iets te eten. Hier maakt het niks uit. Soms doe ik de hele dag op één maaltijd. Het maakt denk ik wel verschil dat ik thuis 20 km naar mijn werk fietste en hier laat ik me elke keer rijden.
Thuis vertelt Curt wie hij eigenlijk is. Hij zet hier een school op poten samen met anderen. Hij zit diep in Afrikaanse historie. Dit verhaal heeft – naast een practische scholing, volgend op middelbare scholing – ook een bijbelse component. Maar ik geloof dat het minder fanatiek en dwingend is dan ik het indertijd weleens heb gezien. Een heel aardige vent van drie-en-veertig met vrouw en drie jonge kinderen. Hij heeft ook voor de zending gevlogen en hij heeft net als ik een kleine 3000 uur. Dus hij wilde met dat vliegen ook iets doen en dat hebben ze hier met beide handen aangepakt, want ze hebben veel meer leerling vliegers dan ze aankunnen. Vanmorgen noemde ik het fenomeen “wachtlijst” en dat was een nieuw begrip voor de mensen hier. Maar ze vonden het wel een aanlokkelijk idee. De vliegers raken langzamerhand overwerkt.
Jim – degeen met wie ik naar huis zou rijden – moest nog tot na zonsondergang werken. En toen bedacht ik me dat ik ernstig toe was aan een plons in een zwembad. Gelukkig is er hier een zwembad en dus ben ik daar pierlanaakt in gestapt. Alleen de mooie maan en de sterren waren daarvan getuigen. En natuurlijk de zacht wiegende palmboom die naast het zwembad staat. Heerlijk en zó genant. Thuis allemaal hardwerkende mensen en ik hier luierend in het tropisch paradijs.
vrijdag 14 maart 2008
Idi Amin
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Idi Amin Dada Oumee (Koboko (Oeganda), 17 mei 1928 — Djedda (Saoedi-Arabië), 16 augustus 2003) was van 1971 tot 1979 dictator in Oeganda. Zijn regeringstijd wordt als een van de bloedigste in de moderne Afrikaanse geschiedenis beschouwd. Hij droeg de bijnaam slachter van Afrika; zijn bewind kostte circa 300.000 mensen het leven.
Het exacte geboortejaar van Amin is onbekend, de schattingen lopen uiteen van 1924 tot 1928. Van 1951 tot 1960 was hij bokskampioen van Oeganda in de zwaargewichtklasse.
Tijdens een buitenlandse reis van president Milton Obote, greep generaal Amin op 25 januari 1971 de macht in Oeganda, waarna hij een dictatoriaal regime vestigde. De militaire leiders die zijn staatsgreep niet steunden, werden door hem geëxecuteerd. Het gerucht gaat dat hij enkele van hun hoofden in de vriezer bewaarde, om op tafel te zetten als gasten kwamen eten.
In 1972 verjaagde hij de Indiase gemeenschap uit Oeganda (circa 40.000); hij beweerde daartoe opgeroepen te zijn door God. Indiase inwoners die weigerden te vertrekken, werden uitgemoord door Amins troepen.
In 1976 ondersteunde Idi Amin een terroristische actie van de PLO, door deze organisatie toe te staan een gekaapt toestel van Air France en de passagiers onder te brengen op het Oegandese vliegveld Entebbe en van daaruit eisen te stellen aan Israël. Een bliksemactie van het Israëlische defensieleger op 4 juli 1976 maakte een eind aan de gijzeling.
In de loop der jaren heeft Amin zichzelf imposante titels toegekend, variërend van 'president voor het leven' tot 'koning van Schotland'.
In 1978 vielen Amins troepen Tanzania binnen. In 1979 lukte het Tanzania, met behulp van Oegandese guerrillastrijders, Amin te verjagen. De vroegere president van Oeganda, Milton Obote, kwam weer aan de macht. Amin vluchtte naar Libië. Eind jaren '80 verhuisde hij naar Saoedi-Arabië, waar hij met zijn vier vrouwen van een Saoedisch staatspensioen leefde. In Saoedi-Arabië kwam hij nog een keer in opspraak, omdat hij een wapentransport zou hebben geregeld voor Oegandese rebellen. De Saoedische regering dwong hem als reactie daarop te verhuizen van Djedda naar het strengere Mekka. In deze plaats overleed hij.
Verfilming
Begin 2007 is in veel Europese bioscopen de film "The Last King of Scotland" in première gegaan. De film toont Idi Amin, gespeeld door Forest Whitaker, door de ogen van de jonge Schot Nicholas Garrigan. Hij reist als dokter naar Oeganda, meer uit hang naar avontuur dan uit idealisme. Door toeval, doortastend optreden en een snuifje opportunisme wordt hij de lijfarts van de nieuwe president Idi Amin. Garrigan is toevallig ter plaatse wanneer Amin gewond raakt tijdens een ongeluk. Amin, onder de indruk van Garrigans getoonde moed en besluitvaardigheid, verzoekt hem zijn persoonlijke arts en adviseur te worden. Aanvankelijk is Garrigan vereerd deze positie te mogen bekleden, maar al snel raakt hij verstrengeld in het web van de wrede praktijken van deze politieke leider. Hij probeert zijn fouten te herstellen en levend Oeganda te verlaten.
Belangrijke noot: de film is gebaseerd op een roman waarin historische feiten zijn verwerkt, onder andere de voorliefde van Amin voor Schotland. Het verhaal over de jonge Schotse dokter is echter volkomen fictief. De schrijver van het filmscript hanteert het karakter van dokter Garrigan om een aantal episodes van het leven van Amin toe te lichten, verder zijn alle gebeurtenissen rond de jonge dokter verzonnen, inclusief het bestaan van een dokter die Garrigan heette. In de film wordt dokter Garrigan op een bepaald moment "Amin's white monkey" genoemd, hetgeen een verwijzing is naar een blanke Engelse soldaat, die een vertrouweling was van Amin, en die de pers "Amins blanke rat" placht te noemen.
Trivia
Marc Sleen persifleerde Idi Amin Dada in de Nero (strip) albums, "De Wensring" (1975), "De Zweefbonbons" (1978), "Daris doet het" en "De V-Machine" (beide uit 1979). Omdat Amin destijds een bevriend staatshoofd van België was, diende Sleen van de redactie censuur toe te passen. Dada heette nu Dudu en Sleen tekende op ieder prentje in het album, "De Wensring", Amin een baard op. In de albums erna was de dictator al in ongenade gevallen en hoefde Sleen hem niet meer onherkenbaar te maken.
Ook in de strip Kiekeboe door Merho werd Idi Amin Dada geparodieerd. In de albums "De dorpstiran van Boeloe Boeloe", "De zwarte Zonnekoning" en "De Medusastichting" speelt hij een belangrijke rol onder het pseudoniem Bibi Pralin Gaga. Merho parodieerde in deze albums Idi Amins verleden als bokskampioen, zijn niet al te grote intelligentie, zijn hoogmoedswaanzin rond de imposante titels die hij zichzelf toekende, zijn gewoonte vijanden voor de krokodillen te gooien, Idi Amins stunt zich in een draagstoel te laten vervoeren door 4 blanken en de "Raid on Entebbe."
Idi Amin Dada Oumee (Koboko (Oeganda), 17 mei 1928 — Djedda (Saoedi-Arabië), 16 augustus 2003) was van 1971 tot 1979 dictator in Oeganda. Zijn regeringstijd wordt als een van de bloedigste in de moderne Afrikaanse geschiedenis beschouwd. Hij droeg de bijnaam slachter van Afrika; zijn bewind kostte circa 300.000 mensen het leven.
Het exacte geboortejaar van Amin is onbekend, de schattingen lopen uiteen van 1924 tot 1928. Van 1951 tot 1960 was hij bokskampioen van Oeganda in de zwaargewichtklasse.
Tijdens een buitenlandse reis van president Milton Obote, greep generaal Amin op 25 januari 1971 de macht in Oeganda, waarna hij een dictatoriaal regime vestigde. De militaire leiders die zijn staatsgreep niet steunden, werden door hem geëxecuteerd. Het gerucht gaat dat hij enkele van hun hoofden in de vriezer bewaarde, om op tafel te zetten als gasten kwamen eten.
In 1972 verjaagde hij de Indiase gemeenschap uit Oeganda (circa 40.000); hij beweerde daartoe opgeroepen te zijn door God. Indiase inwoners die weigerden te vertrekken, werden uitgemoord door Amins troepen.
In 1976 ondersteunde Idi Amin een terroristische actie van de PLO, door deze organisatie toe te staan een gekaapt toestel van Air France en de passagiers onder te brengen op het Oegandese vliegveld Entebbe en van daaruit eisen te stellen aan Israël. Een bliksemactie van het Israëlische defensieleger op 4 juli 1976 maakte een eind aan de gijzeling.
In de loop der jaren heeft Amin zichzelf imposante titels toegekend, variërend van 'president voor het leven' tot 'koning van Schotland'.
In 1978 vielen Amins troepen Tanzania binnen. In 1979 lukte het Tanzania, met behulp van Oegandese guerrillastrijders, Amin te verjagen. De vroegere president van Oeganda, Milton Obote, kwam weer aan de macht. Amin vluchtte naar Libië. Eind jaren '80 verhuisde hij naar Saoedi-Arabië, waar hij met zijn vier vrouwen van een Saoedisch staatspensioen leefde. In Saoedi-Arabië kwam hij nog een keer in opspraak, omdat hij een wapentransport zou hebben geregeld voor Oegandese rebellen. De Saoedische regering dwong hem als reactie daarop te verhuizen van Djedda naar het strengere Mekka. In deze plaats overleed hij.
Verfilming
Begin 2007 is in veel Europese bioscopen de film "The Last King of Scotland" in première gegaan. De film toont Idi Amin, gespeeld door Forest Whitaker, door de ogen van de jonge Schot Nicholas Garrigan. Hij reist als dokter naar Oeganda, meer uit hang naar avontuur dan uit idealisme. Door toeval, doortastend optreden en een snuifje opportunisme wordt hij de lijfarts van de nieuwe president Idi Amin. Garrigan is toevallig ter plaatse wanneer Amin gewond raakt tijdens een ongeluk. Amin, onder de indruk van Garrigans getoonde moed en besluitvaardigheid, verzoekt hem zijn persoonlijke arts en adviseur te worden. Aanvankelijk is Garrigan vereerd deze positie te mogen bekleden, maar al snel raakt hij verstrengeld in het web van de wrede praktijken van deze politieke leider. Hij probeert zijn fouten te herstellen en levend Oeganda te verlaten.
Belangrijke noot: de film is gebaseerd op een roman waarin historische feiten zijn verwerkt, onder andere de voorliefde van Amin voor Schotland. Het verhaal over de jonge Schotse dokter is echter volkomen fictief. De schrijver van het filmscript hanteert het karakter van dokter Garrigan om een aantal episodes van het leven van Amin toe te lichten, verder zijn alle gebeurtenissen rond de jonge dokter verzonnen, inclusief het bestaan van een dokter die Garrigan heette. In de film wordt dokter Garrigan op een bepaald moment "Amin's white monkey" genoemd, hetgeen een verwijzing is naar een blanke Engelse soldaat, die een vertrouweling was van Amin, en die de pers "Amins blanke rat" placht te noemen.
Trivia
Marc Sleen persifleerde Idi Amin Dada in de Nero (strip) albums, "De Wensring" (1975), "De Zweefbonbons" (1978), "Daris doet het" en "De V-Machine" (beide uit 1979). Omdat Amin destijds een bevriend staatshoofd van België was, diende Sleen van de redactie censuur toe te passen. Dada heette nu Dudu en Sleen tekende op ieder prentje in het album, "De Wensring", Amin een baard op. In de albums erna was de dictator al in ongenade gevallen en hoefde Sleen hem niet meer onherkenbaar te maken.
Ook in de strip Kiekeboe door Merho werd Idi Amin Dada geparodieerd. In de albums "De dorpstiran van Boeloe Boeloe", "De zwarte Zonnekoning" en "De Medusastichting" speelt hij een belangrijke rol onder het pseudoniem Bibi Pralin Gaga. Merho parodieerde in deze albums Idi Amins verleden als bokskampioen, zijn niet al te grote intelligentie, zijn hoogmoedswaanzin rond de imposante titels die hij zichzelf toekende, zijn gewoonte vijanden voor de krokodillen te gooien, Idi Amins stunt zich in een draagstoel te laten vervoeren door 4 blanken en de "Raid on Entebbe."
donderdag 13 maart 2008
Vliegen met Jeremy
Vliegen met Jeremy McKelvie is een hoop plezier, maar het is ook een hoop werk. Jeremy had zichzelf opgewerkt tot directeur van een bedrijf in London, wat in diamanten handelde. Hij was papa (35 jaar oud) van twee kinderen en hij was het zat. Hij wilde wel eens wat anders dus hij ging leren vliegen (via de sprokkelroute in de USA met het hele gezin op sleeptouw!) om uiteindelijk voor de MAF (Mission Aviation Fellowship) te gaan vliegen. Dat heeft hij vier jaar in Uganda gedaan. Daarna kon hij niet langer omgaan met het inefficiente wat veel NGO’s (Non Governemental Organisations) als ballast hebben en is hij eruit gestapt. Jeremy is een zeer gedreven man, hij houdt van vliegen en hij kan niet goed tegen een lakse houding. Wat hij dan in vredesnaam in Afrika doet kan je je afvragen. Je ziet hem meermalen per dag zichzelf opvreten, maar zoals al eerder beschreven moet ik in alle eerlijkheid toegeven dat dat lang niet altijd een ergernis van Afrikaanse origine betreft.
Jeremy vliegt al 17 jaar en is nu directeur eigenaar van de Kampala Aero Club en hij is ook chef vlieger, dus het is aan hem om mij verder uit te checken.
Maandag 10 maart ben ik met hem in de Cessna 206 omhoog gegaan. Het viel me niet mee. Een Cessna 172, die gooi je alle kanten op. Een Cessna 206 is een zwaar, log beest. Jeremy durft heel ver te gaan in bepaalde dingen. Verder dan ik – als instructeur – zou durven gaan. En ik ga daarin heel ver omdat ik in mijn prille vliegersbegin in 1980 een aantal instructeurs ben tegengekomen, die het helemaal niet konden overlaten. En dat vond ik zo vreselijk dat ikzelf als instructeur recalcitrant contra ben gegaan. Ik bedoel: van je fouten kan je leren dus dan moet je wel de gelegenheid krijgen om fouten te maken. Een instructeur moet er voor zorgen dat je geen brokken maakt, maar dat je wel duidelijk ziet wat er niet goed gaat.
Welnu, wij oefenden een motorstoring en terwijl een Cessna 172 dan sierlijk naar beneden zweeft, komt een Cessna 206 naar beneden als een slecht gestemde piano. Dat was weer even wennen, maar ook slechtgestemde piano’s krijg ik meestal heel aan de grond. Tot aan de brand in onze woonkamer – afgelopen december – hebben wij jarenlang de beschikking gehad over een mooie, maar slecht gestemde piano. Het resulteerde er in elk geval in, dat de wielen al door de papyrusplanten in het moeras vlak vóór de baan ritselden toen Jeremy aangaf dat hij vol gas ervandoor wilde. Ik had mijn hand op het gas en ik zat op hete kolen en dus gaf ik inderdaad onmiddellijk vol gas. Maar bij een moment van twijfel aan mijn kant hadden we naar de kant kunnen zwemmen en dat had ik dus niet aan iemand anders toevertrouwd als ik Jeremy had geheten.
Ook wilde hij dat ik een voorzorgslanding oefende. Het weer is bijvoorbeeld overal slecht en de avond valt. Je moet hem ergens neerzetten. Je moet dus ergens een landingsplekje voor de nacht zoeken. Na een stuk of tien keer over een veldje te zijn gevlogen vond hij dat ik het nu maar moest proberen. In de eindnadering die volgde zou ik al tien keer volgas hebben gegeven, maar hij wilde dat ik – met vol flaps – tot vlak boven de grond ging. Volgas kom je - met alle weerstand van vol flaps - niet snel weg. Overal waren bomen. Uiteraard hadden we een leuk plekje tegen de helling op gezocht zodat je snel stilstaat. Maar als je dan uiteindelijk kiest niet te landen is die helling ineens minder vriendelijk.
Dat soort dingen. Heel leerzaam.
Dinsdag, 11 maart hebben we allerlei soorten landingen geoefend. Een gewone landing en een slechtweer landing bijvoorbeeld. Een slechtweer landing gaat uit van lage bewolking. Dan vlieg je dus laag dicht langs het veld. Met dat je het voorbij vliegt wil je het natuurlijk niet uit het oog verliezen, dus draai je in. Met dat je indraait verlies je het veld uit het oog omdat de vleugel ervoor zakt. Als je uit de bocht komt hang je vlak voor de baan en dan moet je dus ook genoeg gedaald zijn om meteen te kunnen landen. Dat valt niet vanzelfsprekend mee.
En de landing om wild te verjagen. Heel anders dan dat ik het van PzG (Piloten zonder Grenzen) heb geleerd. Ach ja: er zijn meer wegen die naar Rome leiden.
Woensdag, 12 maart zijn we op weg gegaan om velden en routes te leren kennen. Dát was natuurlijk helemaal leuk. Uitdaging was bovendien dat ik het zonder GPS mocht proberen. De meeste veldjes waar we heen vliegen staan niet op de kaart, die volgens de bijgeleverde gegevens data uit de tachtiger jaren bevat. Dus die had Jeremy even vlug op mijn kaart ingetekend.
Eerst naar Masika bij Lake Albert (01 15 N 030 44 E). Ik was er al eens geweest, maar het is toch steeds bijzonder om juist bij het randje van Lake Albert vlak over de grond vliegend ineens 600 meter dieper het meer te zien liggen. En op een klein stukje grond tussen de kliffen en het meer ligt dan Masika. Daarvandaan was het maar een wipje van tien minuten naar Kaiso (01 28 N 030 56 E). Iets noordelijk van Masika. Elke keer doen we er een touch and go. Kaiso is niet erg spannend, maar omdat er vaak beesten zitten moest ik er “beesten verdrijven” oefenen. Weer iets noordelijker ligt Tonya (01 33 N 031 06 E). Tonya ligt vlak tegen de kliffen en daar moet je dus recht op af vliegen en dan op het laatste moment afbuigen. Juist waar een bruisende waterval die 600 meter naar beneden stort. Je zou bijna zo afgeleid raken door de schoonheid dat je vergeet in te draaien. Beter maar niet al te zeer afgeleid raken nu, want Jeremy zit onder andere bovenop allerlei procedures en als er iets is waar ik van nature niet heel goed in ben dan zijn het wel procedures. Deze hele rit zit ik me ook de hele tijd af te vragen wat ik nu weer vergeten zal zijn. Met als resultaat dat ik gelukkig niet heel veel vergeten ben.
De volgende halte is Pakuba (02 20 N 031 30 E). Veel wild en dus laag er een keer langs. Van boven zie je niet veel beesten, maar je ziet wel schaduwen en er blijken inderdaad veel hertjes te zijn. Bovendien blijkt het – eenmaal laag langsvliegend – te barsten van de zwaluwachtigen. Die heel knap ons weten te ontwijken. De Marabou Stork is iets trager, dus daar moeten wij ook ontwijkend manoeuvreren want bij een botsing met zo’n grote vogel is het niet zeker dat wij er onbeschadigd aan ontsnappen. De landing is zo langzamerhand een non event hoewel de procedures van Jeremy het wel een beetje compliceren. Maar het is prettig om te merken dat de Cessna 206 en ik weer een beetje aan elkaar gewend raken. Het ijs is in elk geval gebroken. Hoe kan het ook anders bij 35 graden. Het is niet alleen gebroken, het is volledig weggesmolten.
De volgende halte is een suikerrietplantage annex fabriek: Kinyara (01 39 N 031 37 E). Een fabriek, die natuurlijk van stroom moet worden voorzien. Daartoe loopt er langs het vliegveld een electriciteitsleiding. Eens was er een vliegtuig die wat laag binnenkwam. En die nam de electriciteitsleiding mee. Hij heeft zijn passagiers gauw uitgeladen en weg was ie weer, want hij snapte ook wel dat de mensen boos zouden zijn: moet je je voorstellen dat zo'n hele fabriek ineens stilvalt omdat jij met je vliegtuig de electriciteit hebt meegenomen.
De volgende halte is een theeplantage - ze hebben heerlijke thee in Uganda - had een interessante baan: Bugambe (01 27 N 031 11 E). Namelijk een soort golfbaan. Niet waar je balletjes slaat, maar waar de baan op en neer golft. Het eerste deel gaat naar beneden, dus wat je dan ook doet: het vliegtuig wil niet landen. Dan staat ie ineens op de grond en als je dan wilt doorstarten wil het vliegtuig maar niet van de grond komen omdat ie net zo hard stijgt als de grond. Heel boeiend.
De volgende theeplantage was heel mooi, maar eindigde in een uitgekapt stuk bos: Kisaru (01 12 N 030 59 E). Nu zijn die baantjes nooit zo breed, maar dat zie je pas echt goed als een paar hoge bomen de grens aangeven. Een beetje spannend dat. Vooral omdat de wind natuurlijk zo'n gat intuimelt en dan ga je met vliegtuig meerollen. Nou ja, zo hou je de uitdaging erin.
Daarna zijn we weer naar Masika gegaan om een passagier voor Kajjansi op te pikken. En dat was dat.
Ze vliegen hier heel vaak met maar één of twee passagiers. Dat kan uit omdat het bijbehorende bedrijf het hele vliegtuig afhuurt. En dat kan weer uit omdat het vaak oliebedrijven zijn die het zich kunnen veroorloven. Dat was in de CAR (Centraal Afrikaanse Republiek) wel anders. Daar betaalde elke passagier een kaartje. Daar was het zaak om de boel zo vol mogelijk te krijgen. Het geeft natuurlijk ook een minder fijn gevoel als je Artsen zonder Grenzen het vel over de oren trekt.
We hebben hier een grote kaart aan de muur hangen en het is grappig om te zien hoe dichtbij de CAR eigenlijk is. Allerlei bekende namen staan hier op de muur zoals Bangassou en Mobaye. Ik zou er zo heen kunnen vliegen. Raar idee is dat.
Mijn grote vriend en huisbaas Tanneguy in Bangui gaat nu in september weg na jaren trouwe dienst in de CAR. Hij gaat in Douala, Cameroen verder de missie bedrijven. Hij had dromen van Frans Guyana en ook van Australie, maar de baas besliste anders en als Spiritijn heb je dan te volgen.
p.s. wist je dat als we van Kajjansi - naar het zuiden vliegend - naar Bulago gaan we de evenaar oversteken?
Jeremy vliegt al 17 jaar en is nu directeur eigenaar van de Kampala Aero Club en hij is ook chef vlieger, dus het is aan hem om mij verder uit te checken.
Maandag 10 maart ben ik met hem in de Cessna 206 omhoog gegaan. Het viel me niet mee. Een Cessna 172, die gooi je alle kanten op. Een Cessna 206 is een zwaar, log beest. Jeremy durft heel ver te gaan in bepaalde dingen. Verder dan ik – als instructeur – zou durven gaan. En ik ga daarin heel ver omdat ik in mijn prille vliegersbegin in 1980 een aantal instructeurs ben tegengekomen, die het helemaal niet konden overlaten. En dat vond ik zo vreselijk dat ikzelf als instructeur recalcitrant contra ben gegaan. Ik bedoel: van je fouten kan je leren dus dan moet je wel de gelegenheid krijgen om fouten te maken. Een instructeur moet er voor zorgen dat je geen brokken maakt, maar dat je wel duidelijk ziet wat er niet goed gaat.
Welnu, wij oefenden een motorstoring en terwijl een Cessna 172 dan sierlijk naar beneden zweeft, komt een Cessna 206 naar beneden als een slecht gestemde piano. Dat was weer even wennen, maar ook slechtgestemde piano’s krijg ik meestal heel aan de grond. Tot aan de brand in onze woonkamer – afgelopen december – hebben wij jarenlang de beschikking gehad over een mooie, maar slecht gestemde piano. Het resulteerde er in elk geval in, dat de wielen al door de papyrusplanten in het moeras vlak vóór de baan ritselden toen Jeremy aangaf dat hij vol gas ervandoor wilde. Ik had mijn hand op het gas en ik zat op hete kolen en dus gaf ik inderdaad onmiddellijk vol gas. Maar bij een moment van twijfel aan mijn kant hadden we naar de kant kunnen zwemmen en dat had ik dus niet aan iemand anders toevertrouwd als ik Jeremy had geheten.
Ook wilde hij dat ik een voorzorgslanding oefende. Het weer is bijvoorbeeld overal slecht en de avond valt. Je moet hem ergens neerzetten. Je moet dus ergens een landingsplekje voor de nacht zoeken. Na een stuk of tien keer over een veldje te zijn gevlogen vond hij dat ik het nu maar moest proberen. In de eindnadering die volgde zou ik al tien keer volgas hebben gegeven, maar hij wilde dat ik – met vol flaps – tot vlak boven de grond ging. Volgas kom je - met alle weerstand van vol flaps - niet snel weg. Overal waren bomen. Uiteraard hadden we een leuk plekje tegen de helling op gezocht zodat je snel stilstaat. Maar als je dan uiteindelijk kiest niet te landen is die helling ineens minder vriendelijk.
Dat soort dingen. Heel leerzaam.
Dinsdag, 11 maart hebben we allerlei soorten landingen geoefend. Een gewone landing en een slechtweer landing bijvoorbeeld. Een slechtweer landing gaat uit van lage bewolking. Dan vlieg je dus laag dicht langs het veld. Met dat je het voorbij vliegt wil je het natuurlijk niet uit het oog verliezen, dus draai je in. Met dat je indraait verlies je het veld uit het oog omdat de vleugel ervoor zakt. Als je uit de bocht komt hang je vlak voor de baan en dan moet je dus ook genoeg gedaald zijn om meteen te kunnen landen. Dat valt niet vanzelfsprekend mee.
En de landing om wild te verjagen. Heel anders dan dat ik het van PzG (Piloten zonder Grenzen) heb geleerd. Ach ja: er zijn meer wegen die naar Rome leiden.
Woensdag, 12 maart zijn we op weg gegaan om velden en routes te leren kennen. Dát was natuurlijk helemaal leuk. Uitdaging was bovendien dat ik het zonder GPS mocht proberen. De meeste veldjes waar we heen vliegen staan niet op de kaart, die volgens de bijgeleverde gegevens data uit de tachtiger jaren bevat. Dus die had Jeremy even vlug op mijn kaart ingetekend.
Eerst naar Masika bij Lake Albert (01 15 N 030 44 E). Ik was er al eens geweest, maar het is toch steeds bijzonder om juist bij het randje van Lake Albert vlak over de grond vliegend ineens 600 meter dieper het meer te zien liggen. En op een klein stukje grond tussen de kliffen en het meer ligt dan Masika. Daarvandaan was het maar een wipje van tien minuten naar Kaiso (01 28 N 030 56 E). Iets noordelijk van Masika. Elke keer doen we er een touch and go. Kaiso is niet erg spannend, maar omdat er vaak beesten zitten moest ik er “beesten verdrijven” oefenen. Weer iets noordelijker ligt Tonya (01 33 N 031 06 E). Tonya ligt vlak tegen de kliffen en daar moet je dus recht op af vliegen en dan op het laatste moment afbuigen. Juist waar een bruisende waterval die 600 meter naar beneden stort. Je zou bijna zo afgeleid raken door de schoonheid dat je vergeet in te draaien. Beter maar niet al te zeer afgeleid raken nu, want Jeremy zit onder andere bovenop allerlei procedures en als er iets is waar ik van nature niet heel goed in ben dan zijn het wel procedures. Deze hele rit zit ik me ook de hele tijd af te vragen wat ik nu weer vergeten zal zijn. Met als resultaat dat ik gelukkig niet heel veel vergeten ben.
De volgende halte is Pakuba (02 20 N 031 30 E). Veel wild en dus laag er een keer langs. Van boven zie je niet veel beesten, maar je ziet wel schaduwen en er blijken inderdaad veel hertjes te zijn. Bovendien blijkt het – eenmaal laag langsvliegend – te barsten van de zwaluwachtigen. Die heel knap ons weten te ontwijken. De Marabou Stork is iets trager, dus daar moeten wij ook ontwijkend manoeuvreren want bij een botsing met zo’n grote vogel is het niet zeker dat wij er onbeschadigd aan ontsnappen. De landing is zo langzamerhand een non event hoewel de procedures van Jeremy het wel een beetje compliceren. Maar het is prettig om te merken dat de Cessna 206 en ik weer een beetje aan elkaar gewend raken. Het ijs is in elk geval gebroken. Hoe kan het ook anders bij 35 graden. Het is niet alleen gebroken, het is volledig weggesmolten.
De volgende halte is een suikerrietplantage annex fabriek: Kinyara (01 39 N 031 37 E). Een fabriek, die natuurlijk van stroom moet worden voorzien. Daartoe loopt er langs het vliegveld een electriciteitsleiding. Eens was er een vliegtuig die wat laag binnenkwam. En die nam de electriciteitsleiding mee. Hij heeft zijn passagiers gauw uitgeladen en weg was ie weer, want hij snapte ook wel dat de mensen boos zouden zijn: moet je je voorstellen dat zo'n hele fabriek ineens stilvalt omdat jij met je vliegtuig de electriciteit hebt meegenomen.
De volgende halte is een theeplantage - ze hebben heerlijke thee in Uganda - had een interessante baan: Bugambe (01 27 N 031 11 E). Namelijk een soort golfbaan. Niet waar je balletjes slaat, maar waar de baan op en neer golft. Het eerste deel gaat naar beneden, dus wat je dan ook doet: het vliegtuig wil niet landen. Dan staat ie ineens op de grond en als je dan wilt doorstarten wil het vliegtuig maar niet van de grond komen omdat ie net zo hard stijgt als de grond. Heel boeiend.
De volgende theeplantage was heel mooi, maar eindigde in een uitgekapt stuk bos: Kisaru (01 12 N 030 59 E). Nu zijn die baantjes nooit zo breed, maar dat zie je pas echt goed als een paar hoge bomen de grens aangeven. Een beetje spannend dat. Vooral omdat de wind natuurlijk zo'n gat intuimelt en dan ga je met vliegtuig meerollen. Nou ja, zo hou je de uitdaging erin.
Daarna zijn we weer naar Masika gegaan om een passagier voor Kajjansi op te pikken. En dat was dat.
Ze vliegen hier heel vaak met maar één of twee passagiers. Dat kan uit omdat het bijbehorende bedrijf het hele vliegtuig afhuurt. En dat kan weer uit omdat het vaak oliebedrijven zijn die het zich kunnen veroorloven. Dat was in de CAR (Centraal Afrikaanse Republiek) wel anders. Daar betaalde elke passagier een kaartje. Daar was het zaak om de boel zo vol mogelijk te krijgen. Het geeft natuurlijk ook een minder fijn gevoel als je Artsen zonder Grenzen het vel over de oren trekt.
We hebben hier een grote kaart aan de muur hangen en het is grappig om te zien hoe dichtbij de CAR eigenlijk is. Allerlei bekende namen staan hier op de muur zoals Bangassou en Mobaye. Ik zou er zo heen kunnen vliegen. Raar idee is dat.
Mijn grote vriend en huisbaas Tanneguy in Bangui gaat nu in september weg na jaren trouwe dienst in de CAR. Hij gaat in Douala, Cameroen verder de missie bedrijven. Hij had dromen van Frans Guyana en ook van Australie, maar de baas besliste anders en als Spiritijn heb je dan te volgen.
p.s. wist je dat als we van Kajjansi - naar het zuiden vliegend - naar Bulago gaan we de evenaar oversteken?
maandag 10 maart 2008
zondag 9 maart 2008
Kidepa
Vrijdag 7 maart ben ik met de Matatu naar Kampala gereden. Dat gaat voor dezelfde prijs van 700 shilling! Het is ook maar twee kilometer voorbij de rotonde waar ik eerder uitstapte.
Kampala is écht druk! Daar voelde ik me wel weer een beetje op mijn hoede. Maar gaandeweg werd dat gevoel weer wat minder.
Ik heb dan wel het gevoel dat ik onderhevig ben aan veel en heftige indrukken. Zoals je je in de branding staande moet zien te houden. Zo voelt het bijna letterlijk en ik moest ook soms even stil gaan staan om bewust met twee voeten op de grond te blijven staan. Dat heeft dan niks meer met angst te maken en ook niet met de heftigheid, maar gewoon met de veelheid van indrukken. Zoals de klappen die je in een turbulente wind krijgt. Niet een stijve bries zoals op het strand, maar de afwisseling van windsterkte, zoals achter de eerste duinenrij. Daar zit geen kwaadheid in en ook geen gevaar. Het is gewoon een onpartijdige kracht die alles wat het onderweg tegenkomt een zetje geeft. Zo voelde Kampala ook voor mij.
Uiteindelijk ben ik naar huis gelopen. Natuurlijk liep ik niet ineens goed. Dus kwam ik ook langs allerlei achteraf steegjes. Toch voelde ik me ook daar niet bedreigd, een heel prettige gewaarwording!
Via “Tank hill” ben ik uiteindelijk thuisgekomen bij “Makindye hill”. Een wandeling van drie uur. Iets dergelijks had ik een dag eerder ook al gedaan. Zo kom ik tenminste aan mijn lichaamsbeweging.
Ik geloof dat ik hier niet gauw zal gaan rennen vanwege het vele stof. Hoewel iemand me vertelde dat je het vliegveld op en neer kan rennen. Dat zou super zijn! Er is hier ook een klein zwembadje waar je zou kunnen afkoelen.
Wat ook heel grappig is, is dat - zogauw je uit het centrum bent - je een landelijk gevoel krijgt. De huizen staan ruim uit elkaar en er lopen hier en daar koeien. Met van die heel grote horens! Dus zowel in beeld, geluid als geur (flatsen) krijg je dat relaxte platteland gevoel. Eigenlijk is het echte Kampala zelf maar heel klein. Ik denk dat het minder is dan de helft van wat er binnen de grachtengordel van Amsterdam zit. Bij Amsterdam hou je dus veel langer dat gevoel van “bedrukt” in een grote stad, als je naar buiten loopt.
Vrijdagavond was er een muzikale avond bij de ARA (American Recreation Association) beneden aan de heuvel. Howard Davenport is een enorme muzikant en onze baas Jeremy McKelvie blijkt ook behoorlijk van de tongriem te zijn gesneden. Ze hebben solo maar ook samen en ook samen met anderen opgetreden. En dat allemaal na een avondje oefenen, knap hoor!!
Zaterdag zou ik met Howard mee naar Kayonzo bij het Bwindi Gorilla park in het zuid-westen, maar dat ging niet door dus heb ik me verveeld tot aan de lunch en toen ben ik naar huis gegaan. Voor de derde keer in de Mutatu.
De laatste twee keer vroegen ze wel gewoon 1000, dus heb ik moeten afdingen, wat ik op zich geen straf vind. Wel leuk eigenlijk. Vooral omdat ik natuurlijk gewoon wéét wat het moet kosten.
Op het moment dat ik uitstapte bij de rotonde was er een hoosbui aan de gang. Gelukkig had ik mijn jas bij me en gelukkig duurde het niet lang. Een vierbaansweg oversteken zonder voetgangerslicht is trouwens ook een interessante activiteit kan ik je wel vertellen.
Ook grappig dat je dan vanuit voetgangersstandpunt ineens dingen zoals “plassen” heel anders gaat zien. Er stond een hele rij mensen langs de weg te wachten en ik snapte niet waarom dus ik liep langs. Totdat ik naast een grote plas stond en er een auto aankwam. Toen snapte ik waarom die mensen stil stonden. Gelukkig heb ik een douche en een mevrouw die mijn kleren wast!
Zondag ben ik met Jim naar het veld gereden. We rijden meestal om kwart over zeven aan. Maar met Howard was het gisteren half zeven en dat vond ik wel vroeg. Vooral als ik dan op het laatste moment niet mee blijk te kunnen.
Met Steve ben ik in een Cessna 210 – een 206 met intrekbaar onderstel – naar Kidepa gegaan met twee toeristen. Kidepa ligt in het uiterste noordoosten, tegen Kenya en Sudan aan. Het ligt maar een 120 zeemijlen west, noordwest van Lodwar, Kenya, waar ons aller held Niels van der Linden voor Terre des Hommes vliegt (operatie hartslag, zie ook zijn link “missie in Kenya”).
Interessant dat ik in die richting al vrij snel hutjes met rieten daken zag, terwijl in westelijke richting alles golfplaat is. Blijft dat al het land intensief bebouwd wordt. We vlogen recht over een groot meer dat het Kyoga meer bleek te zijn (de K spreek je uit als een TSJ). Langzamerhand zie je het droger worden. Rond Kampala is het één groot moeras. Open water zie je niet veel, maar de onontgonnen groene vlakten vertellen hun eigen verhaal. Bij het Kyoga meer komt ook een heel grote rivier uit het zuiden. Dat blijkt de Nijl te zijn, die helemaal via Egypte uiteindelijk in de Middellandse zee terecht komt.
Verder noord komen we ineens bergen tegen. Nu – in de droge tijd – is het nog erg heiig dus ze zijn erg vaag. De droge tijd loopt echter op zijn laatste benen. Dus binnenkort kunnen we genieten van prachtige vergezichten. Het is allemaal niet hoog en op achtduizend voet komen we er wel overheen. Meer naar het westen zijn de bergen hoger. Wij kruisen hier een paar uitlopers.
Het veld zelf ligt in een ruime vallei. De bergen aan de noordzijde liggen al in Sudan. Er zijn een aantal grote rotsformaties in de vlakte. Eén ervan is een schuilplaats van Idi Amin geweest vertelt Steve. Je kunt er nog een paar vervallen gebouwen waarnemen en je kan je goed voorstellen dat zo’n schuilplaats niet makkelijk te vinden is en ook niet makkelijk te overrompelen.
De baan zelf ligt een klein beetje op een helling, maar omdat de hele valleibodem in dezelfde helling ligt valt het niet op. We landen helling op en met een enorme tegenwind, maar Steve staat erop om hellingaf en dus met een enorme staartwind te vertrekken. Omdat de staartwind echt wel heel duidelijk is (er staat een flinke bries, windkracht 4-5), terwijl de helling helemaal niet duidelijk is, is dat een heel raar gevoel. Steve zegt dat Jeremy één keer – in zijn eentje - tegen de wind in is opgestegen, tegen de helling op, en dat hij dat bijna niet had overleefd. Nou ja dat is dan wel belangrijke informatie wat je noemt.
Het is interessant dat ze hier – in tegenstelling tot de Centraal Afrikaanse Republiek – helemaal geen gebruik maken van de HF radio. Dat komt omdat het hele land wordt gedekt door het mobiele telefoonnetwerk. Bij de MAF heb ik nog wel zo’n krakende radio gezien en gehoord en het heeft beslist een hoop nostalgische waarde, maar de mensen SMS-en zich hier rot. Op de verschillende foto’s die ik hier op de blog heb gezet zie je ook verschillende mensen in concentratie gebogen over hun mobieltje. Bijvoorbeeld Steve op Pakuba. Het is hier ook heel gewoon dat een gesprek wordt onderbroken door een telefoontje of een SMS. Onbeleefd is dat kennelijk niet.
Nou ja.
De verkeersleiding laat soms wat te wensen over. Jim ging van A naar B en werd door de verkeersleiding op 5500 voet gezet. Howard ging van B naar A en werd door de verkeersleiding op 5500 voet gezet. Beide naderden de aanvliegroute van Entebbe. Beide realiseerden ze zich dat dit een potentieel gevaar opleverde. De verkeersleiding realiseerde zich dat niet...
Nadat ze de tijd hadden genomen om de verkeersleiding te overtuigen dat dit niet handig was namen ze het heft in eigen hand en zo ging het allemaal nog net goed. Achteraf maakten ze zich er enorm boos over dat de verkeersleiding dit zo slecht had opgepakt.
Mijn beeld was in eerste instantie een hoop stennis om niks. Ik ben gewend om de verkeersleiding te vertellen wat ze willen weten en verder op mezelf te passen. Ik vond dat ze rijkelijk laat het initiatief in eigen hand namen om een botsing te voorkomen. Nu begrijp ik dat hun ergernis voortkomt uit betrokkenheid. Ze hebben al eerder aan de bel gehangen om deze en andere situaties aan te kaarten.
We leveren bijvoorbeeld een vliegplan in per telefoon. Als we ze dan – eenmaal in de lucht - aan de radio krijgen willen ze alle info opnieuw via de radio hebben. Dat eindigt dan vaak in “wat?” en “he?” en intussen raken potentiele conflictsituaties zoek. Ze hebben nu net geavanceerde radarapparatuur gekregen en Jim – die een vriendin bij de verkeersleiding heeft – heeft voorgesteld om een vergadering te beleggen om deze dingen te bespreken. Ze hebben ook een radarsimulator en daarop wil hij verschillende scenario’s naspelen. Onder andere zijn bijna botsing met Howard. Afgelopen woensdag was de grote dag. Van de 30 verkeersleiders waren er 3 komen opdagen. Ook de grote baas had op het laatst nog een alternatieve activiteit gevonden waar hij niet gemist kon worden. Degeen die de simulator moest bedienen was er ook niet, dus het was nogal een teleurstelling. Hij gaat het deze week nog eens proberen.
Kampala is écht druk! Daar voelde ik me wel weer een beetje op mijn hoede. Maar gaandeweg werd dat gevoel weer wat minder.
Ik heb dan wel het gevoel dat ik onderhevig ben aan veel en heftige indrukken. Zoals je je in de branding staande moet zien te houden. Zo voelt het bijna letterlijk en ik moest ook soms even stil gaan staan om bewust met twee voeten op de grond te blijven staan. Dat heeft dan niks meer met angst te maken en ook niet met de heftigheid, maar gewoon met de veelheid van indrukken. Zoals de klappen die je in een turbulente wind krijgt. Niet een stijve bries zoals op het strand, maar de afwisseling van windsterkte, zoals achter de eerste duinenrij. Daar zit geen kwaadheid in en ook geen gevaar. Het is gewoon een onpartijdige kracht die alles wat het onderweg tegenkomt een zetje geeft. Zo voelde Kampala ook voor mij.
Uiteindelijk ben ik naar huis gelopen. Natuurlijk liep ik niet ineens goed. Dus kwam ik ook langs allerlei achteraf steegjes. Toch voelde ik me ook daar niet bedreigd, een heel prettige gewaarwording!
Via “Tank hill” ben ik uiteindelijk thuisgekomen bij “Makindye hill”. Een wandeling van drie uur. Iets dergelijks had ik een dag eerder ook al gedaan. Zo kom ik tenminste aan mijn lichaamsbeweging.
Ik geloof dat ik hier niet gauw zal gaan rennen vanwege het vele stof. Hoewel iemand me vertelde dat je het vliegveld op en neer kan rennen. Dat zou super zijn! Er is hier ook een klein zwembadje waar je zou kunnen afkoelen.
Wat ook heel grappig is, is dat - zogauw je uit het centrum bent - je een landelijk gevoel krijgt. De huizen staan ruim uit elkaar en er lopen hier en daar koeien. Met van die heel grote horens! Dus zowel in beeld, geluid als geur (flatsen) krijg je dat relaxte platteland gevoel. Eigenlijk is het echte Kampala zelf maar heel klein. Ik denk dat het minder is dan de helft van wat er binnen de grachtengordel van Amsterdam zit. Bij Amsterdam hou je dus veel langer dat gevoel van “bedrukt” in een grote stad, als je naar buiten loopt.
Vrijdagavond was er een muzikale avond bij de ARA (American Recreation Association) beneden aan de heuvel. Howard Davenport is een enorme muzikant en onze baas Jeremy McKelvie blijkt ook behoorlijk van de tongriem te zijn gesneden. Ze hebben solo maar ook samen en ook samen met anderen opgetreden. En dat allemaal na een avondje oefenen, knap hoor!!
Zaterdag zou ik met Howard mee naar Kayonzo bij het Bwindi Gorilla park in het zuid-westen, maar dat ging niet door dus heb ik me verveeld tot aan de lunch en toen ben ik naar huis gegaan. Voor de derde keer in de Mutatu.
De laatste twee keer vroegen ze wel gewoon 1000, dus heb ik moeten afdingen, wat ik op zich geen straf vind. Wel leuk eigenlijk. Vooral omdat ik natuurlijk gewoon wéét wat het moet kosten.
Op het moment dat ik uitstapte bij de rotonde was er een hoosbui aan de gang. Gelukkig had ik mijn jas bij me en gelukkig duurde het niet lang. Een vierbaansweg oversteken zonder voetgangerslicht is trouwens ook een interessante activiteit kan ik je wel vertellen.
Ook grappig dat je dan vanuit voetgangersstandpunt ineens dingen zoals “plassen” heel anders gaat zien. Er stond een hele rij mensen langs de weg te wachten en ik snapte niet waarom dus ik liep langs. Totdat ik naast een grote plas stond en er een auto aankwam. Toen snapte ik waarom die mensen stil stonden. Gelukkig heb ik een douche en een mevrouw die mijn kleren wast!
Zondag ben ik met Jim naar het veld gereden. We rijden meestal om kwart over zeven aan. Maar met Howard was het gisteren half zeven en dat vond ik wel vroeg. Vooral als ik dan op het laatste moment niet mee blijk te kunnen.
Met Steve ben ik in een Cessna 210 – een 206 met intrekbaar onderstel – naar Kidepa gegaan met twee toeristen. Kidepa ligt in het uiterste noordoosten, tegen Kenya en Sudan aan. Het ligt maar een 120 zeemijlen west, noordwest van Lodwar, Kenya, waar ons aller held Niels van der Linden voor Terre des Hommes vliegt (operatie hartslag, zie ook zijn link “missie in Kenya”).
Interessant dat ik in die richting al vrij snel hutjes met rieten daken zag, terwijl in westelijke richting alles golfplaat is. Blijft dat al het land intensief bebouwd wordt. We vlogen recht over een groot meer dat het Kyoga meer bleek te zijn (de K spreek je uit als een TSJ). Langzamerhand zie je het droger worden. Rond Kampala is het één groot moeras. Open water zie je niet veel, maar de onontgonnen groene vlakten vertellen hun eigen verhaal. Bij het Kyoga meer komt ook een heel grote rivier uit het zuiden. Dat blijkt de Nijl te zijn, die helemaal via Egypte uiteindelijk in de Middellandse zee terecht komt.
Verder noord komen we ineens bergen tegen. Nu – in de droge tijd – is het nog erg heiig dus ze zijn erg vaag. De droge tijd loopt echter op zijn laatste benen. Dus binnenkort kunnen we genieten van prachtige vergezichten. Het is allemaal niet hoog en op achtduizend voet komen we er wel overheen. Meer naar het westen zijn de bergen hoger. Wij kruisen hier een paar uitlopers.
Het veld zelf ligt in een ruime vallei. De bergen aan de noordzijde liggen al in Sudan. Er zijn een aantal grote rotsformaties in de vlakte. Eén ervan is een schuilplaats van Idi Amin geweest vertelt Steve. Je kunt er nog een paar vervallen gebouwen waarnemen en je kan je goed voorstellen dat zo’n schuilplaats niet makkelijk te vinden is en ook niet makkelijk te overrompelen.
De baan zelf ligt een klein beetje op een helling, maar omdat de hele valleibodem in dezelfde helling ligt valt het niet op. We landen helling op en met een enorme tegenwind, maar Steve staat erop om hellingaf en dus met een enorme staartwind te vertrekken. Omdat de staartwind echt wel heel duidelijk is (er staat een flinke bries, windkracht 4-5), terwijl de helling helemaal niet duidelijk is, is dat een heel raar gevoel. Steve zegt dat Jeremy één keer – in zijn eentje - tegen de wind in is opgestegen, tegen de helling op, en dat hij dat bijna niet had overleefd. Nou ja dat is dan wel belangrijke informatie wat je noemt.
Het is interessant dat ze hier – in tegenstelling tot de Centraal Afrikaanse Republiek – helemaal geen gebruik maken van de HF radio. Dat komt omdat het hele land wordt gedekt door het mobiele telefoonnetwerk. Bij de MAF heb ik nog wel zo’n krakende radio gezien en gehoord en het heeft beslist een hoop nostalgische waarde, maar de mensen SMS-en zich hier rot. Op de verschillende foto’s die ik hier op de blog heb gezet zie je ook verschillende mensen in concentratie gebogen over hun mobieltje. Bijvoorbeeld Steve op Pakuba. Het is hier ook heel gewoon dat een gesprek wordt onderbroken door een telefoontje of een SMS. Onbeleefd is dat kennelijk niet.
Nou ja.
De verkeersleiding laat soms wat te wensen over. Jim ging van A naar B en werd door de verkeersleiding op 5500 voet gezet. Howard ging van B naar A en werd door de verkeersleiding op 5500 voet gezet. Beide naderden de aanvliegroute van Entebbe. Beide realiseerden ze zich dat dit een potentieel gevaar opleverde. De verkeersleiding realiseerde zich dat niet...
Nadat ze de tijd hadden genomen om de verkeersleiding te overtuigen dat dit niet handig was namen ze het heft in eigen hand en zo ging het allemaal nog net goed. Achteraf maakten ze zich er enorm boos over dat de verkeersleiding dit zo slecht had opgepakt.
Mijn beeld was in eerste instantie een hoop stennis om niks. Ik ben gewend om de verkeersleiding te vertellen wat ze willen weten en verder op mezelf te passen. Ik vond dat ze rijkelijk laat het initiatief in eigen hand namen om een botsing te voorkomen. Nu begrijp ik dat hun ergernis voortkomt uit betrokkenheid. Ze hebben al eerder aan de bel gehangen om deze en andere situaties aan te kaarten.
We leveren bijvoorbeeld een vliegplan in per telefoon. Als we ze dan – eenmaal in de lucht - aan de radio krijgen willen ze alle info opnieuw via de radio hebben. Dat eindigt dan vaak in “wat?” en “he?” en intussen raken potentiele conflictsituaties zoek. Ze hebben nu net geavanceerde radarapparatuur gekregen en Jim – die een vriendin bij de verkeersleiding heeft – heeft voorgesteld om een vergadering te beleggen om deze dingen te bespreken. Ze hebben ook een radarsimulator en daarop wil hij verschillende scenario’s naspelen. Onder andere zijn bijna botsing met Howard. Afgelopen woensdag was de grote dag. Van de 30 verkeersleiders waren er 3 komen opdagen. Ook de grote baas had op het laatst nog een alternatieve activiteit gevonden waar hij niet gemist kon worden. Degeen die de simulator moest bedienen was er ook niet, dus het was nogal een teleurstelling. Hij gaat het deze week nog eens proberen.
Abonneren op:
Posts (Atom)