Dinsdag 18 maart ben ik ’s morgens vroeg met Howard naar het vliegveld gereden. Het was donker en het regende behoorlijk. Ik vind het in het donker altijd al griezelig op de weg, maar als het regent zie je nog minder. De weg tussen Kampala en Entebbe schijnt de twijfelachtige eer te hebben de meeste verkeersdoden te realiseren in Uganda. De Amerikaanse Ambassade raadt iedereen ten stelligste af zich op deze weg te begeven. En wij moeten hem elke dag berijden om op het werk te arriveren. Nou ja. Pole, pole dan maar.
Om 08:45 uur ben ik uiteindelijk met Jeremy aan een volgende checkvlucht begonnen. En ik verknalde het meteen in het begin al door zonder te kijken de baan op te rollen en door zonder flaps te selecteren te willen vertrekken. Pffffffffffffff, wat voelde ik me rot. Je kent dat gevoel wel: “dan zal de rest ook wel mis gaan”.
We gingen op weg naar Kayonza (00 52 S 029 38 E) – een thee plantage - en halverwege kom je dan Mbarara (00 33 S 030 36 E) tegen. Mbarara laat zich goed als alternatief gebruiken als je in deze sector de mist in gaat, dus daar hebben we een touch and go gemaakt. Overigens interessant om hier zonder GPS te vliegen. In eerste instantie denk je dat dat niet kan, maar het valt enorm mee.
Na Mbarara kom je een paar flinke heuvels tegen, die in slecht weer best een probleem kunnen opleveren. Het zijn prachtige heuvels, hier en daar best steil en geschoren als een golfbaan. Althans zo ziet het eruit. Hier en daar hutjes en zo nu en dan akkertjes. En dan – zo vlak langs zo’n steile helling scherend - ineens een kudde koeien. Alsof je door de Alpen vliegt: prachtig.
Al die tijd regent het en levert het dus een realistische oefening op.
Ik ben inmiddels de problemen van de start een beetje vergeten gelukkig. Echter op Mbarara heb ik een slechte landing gemaakt omdat ik door de regen niks zag. Kayonza is met een beetje helling veel lastiger. Bovendien moet je – nadat je laag over de strip bent gegaan om te kijken of er geen beesten zijn – naar links uitwijken, waarna je met een lange rechterbocht weer voor de landingsbaan komt. Omdat ik links zit heb ik daarmee minder goed zicht op de baan en dat is lastig. Maar als we een rechterbocht zouden maken komen we in Zaïre en dat levert ook conflicten op.
De baan is enigszins versprongen. Hij begint rechts en dan is er halverwege een sprong naar links. Omdat je in de landing ver weg kijkt richt je je op “het midden van de baan verweg” wat aan de linkerkant is van het stuk baan waar je eigenlijk op landt. Het resulteert in een prachtige glijpartij naar links, omdat het nat is en omdat de baan naar links helt om het water af te voeren. Jeremy vertelt dat alle gekraakte vliegtuigen links in de thee zijn geëindigd.
Dus we doen het nogmaals en deze keer gaat het al veel beter. Jeremy vindt het goed zo, maar ik wil het graag nog een keer doen. Ik vertel hem dat ik nogal zenuwachtig raak van examenachtige vluchten en dat ik pas een leermoment ervaar als ik de rust daarvoor voel. De tweede keer ging dermate goed, dat ik dat moment graag wil consolideren en zo gezegd, zo gedaan. Een prima landing is het resultaat.
Dan gaan we door naar Ishasha (0037 S 029 39 N). Dat is dus vlak bij, maar bij slecht weer veel eerder bereikbaar dan Kayonza. Ishasha ligt in het zuiden van het prachtige Queen Elizabeth park aan Lake Edward. Dit is een lastig vindbaar gras-tussen-het-gras-baantje, maar ik had hem toch zo gevonden. Een beesten-weg-laag-eroverheen vlucht en rond en landen maar. Dit baantje is erg smal en de begrenzing wordt aangegeven door inmiddels practisch onzichtbare keien. Jeremy werd dus enigszins zenuwachtig toen we weer iets naar links driftten, maar het ging allemaal verder goed en verder ging het weer. Deze keer naar Mweya (00 12 S 029 54 E). Mweya ligt aan de noordelijke zijde van het park en is een kwartiertje vliegen. In die tijd hebben we vijf kuddes buffels gezien en drie kuddes olifanten. Eeeeecht heel erg vet!! Mweya ligt aan de voet van de vijf kilometer hoge Rwenzori mountains en dat levert - samen met het meer - een prachtig plaatje op.
Onnodig te vertellen dat we ook hier weer een lage verkenningsvlucht maakten voordat we gingen landen. Er was één wrattenzwijn, maar verder viel het wel mee. Vlak voor de drempel staat er een allemachtig hoge boom griezelig met zijn takken naar je vleugels te reiken. Om de één of d’andre reden willen ze hem niet omhakken. Nou ja.
Hiervandaan gingen we naar Ankole (00 24 S 030 06 E). Dit ligt op een theeplantage midden in de heuvels. Op weg ernaartoe zie je allemaal kleine ronde meertjes: vulkaankraters vol met water, prachtig om te zien. Het park is de vlakte van de eigenlijke Rift valley. De heuvels horen niet meer tot het park en zijn dan ook tot op de laatste millimeter gebruikt als landbouwgrond. Veel bananen zie je hier. Het ziet er – samen met de meertjes – ontzettend knus uit allemaal.
Ankola ligt echt op de helling en kan dus maar op één manier worden aangevlogen en op één manier worden uitgevlogen. Het is hier dat Jeremy zijn “brown trousers award” heeft verdiend. Inderdaad: huh?
Wel zoals in de CAR gaat ook hier het geld door de lucht. Voor een hele serie theeplantages wordt het salaris één maal per maand rondgevlogen. Toendertijd werd er dan geland en het geld werd overgedragen onder het toeziend oog van de politie. Op deze memorabele dag echter hadden zich zes boeven in de dichte theestruiken vlak naast de baan verstopt. Op het moment van geldoverdracht begonnen de boeven te schieten. Eén politieman legde het loodje, één boef werd door de politie omgelegd. Jeremy begon weg te krabbelen, omdat hij inmiddels onder het vliegtuig lag en één kogel in de tank een enorme vuurbal tot gevolg zou hebben waar Jeremy deel van zou uitmaken. Dat vonden de boeven geen goed idee en ze maakten dat duidelijk door handgranaten te gooien in het krabbelpad wat Jeremy voor ogen had. Jeremy begreep en krabbelde terug naar het vliegtuig. Toen de politie zich had overgegeven wilden de boeven met het vliegtuig weg, maar dat paste niet, want het was een vierzitter, een Cessna 172. Als plan B hadden de boeven bedacht te vluchten met de auto die bedoeld was het geld op te halen, maar die was bij de eerste schotenwisseling meteen vertrokken. Er was nog wel op hem geschoten, maar hij was ontkomen. Dus nu moesten ze lopen. Echter niet voordat de Cessna vakkundig aan flarden was geschoten. Toen Jeremy aandrong toch vooral de boel niet verder te vernielen kreeg hij de loop van een kalashnikov tegen zijn hoofd gedrukt, waarop hij verder niet aandrong. Gelukkig werd er verder niks vitaals geraakt. De uiteindelijk lopende boeven werden kort daarna in de kraag gevat en bleken allen leden van het reguliere Ugandese leger te zijn. Sindsdien wordt het geld afgegooid.
Op Ankola zijn we echt gestopt. We hadden vier jerrycans bij ons en die hebben we daar in de tanks geleegd. Daarna zijn we vertrokken om slechtweer manoeuvres te oefenen. Een canyon turn bijvoorbeeld. Als je in een doodlopende kloof terecht komt moet je kunnen omdraaien zonder iets te raken. Het weer hielp lekker mee, het was rotweer. Ook het voorwaarts gaan in een onbekende kloof hebben we geoefend. Vooral ook het “een onoverzichtelijke hoek omgaan” en klaar staan voor een canyon turn in het geval je om de hoek een onmogelijke situatie tegenkomt en dan als klap op de vuurpijl ook een motorstoring op het moment dat je een nauwe kloof invliegt. En hoe passeer je op een veilige manier een bergrug zonder op het laatste moment door een valwind te worden verrast.
Heel spannend en heel leerzaam. Jeremy vliegt hier al zeventien jaar en hij weet precies welk plekje geschikt is voor een bepaalde oefening.
Uiteindelijk zijn we moe maar voldaan naar huis gegaan. Onderweg naar huis nog maar weer eens een oefening motorstoring. Pffffffffffffff, ik krijg daar het zuur van, maar ja het hoort er natuurlijk wel bij. En Jeremy heeft ook wel goeie suggesties voor wat wel en wat niet geschikte plekjes zijn. En dat zie je natuurlijk beter vanaf tien- dan vanaf duizend meter.
Morgen mag ik nog een keer met Jeremy een uurtje alles uit de kast halen en dan is het – insh allah – OK.
De Rift valley is trouwens een raar fenomeen. Lake Albert, lake Edward, enzovoorts zijn duidelijk het resultaat van het wegzakken en uiteendrijven van twee stukken aardkorst. De steile kliffen van zeshonderd meter bevestigen dat beeld. Wie schetst dan onze verbazing dat tussen lake Albert en lake Edward ineens een berg van vijf kilometer hoog staat. Men weet niet waar die vandaan komt. Het is geen vulkaan...
Gisteren heb ik voor het eerst zelf gereden in een rechtsgestuurde auto aan de linkerkant van de weg. Pfffffffff, dat is wel heel erg spannend hoor. En ineens overal politie. Alsof ze allemaal op mij stonden te wachten. Later bleek dat Gadaffi op bezoek is.
Hoewel ik het vliegen hier natuurlijk super vind, mis ik toch wel het bevlogene van het voor de missie vliegen. Het is hier toch wel behoorlijk plat. Toeristen met heel veel geld en mensen die naar olie zoeken. Alleraardigste mensen vaak, maar niet het kaliber wat je bij Artsen zonder Grenzen tegenkomt – om maar eens wat te noemen. Een interessante gewaarwording in elk geval. Ik weet nog niet waar ik deze gewaarwording ga parkeren.
dinsdag 18 maart 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten