Zaterdag 15 maart was mijn examen voor vlieginstructeur. Weer de zenuwen natuurlijk. Dit leven lijkt wel van het ene naar het andere examen te springen soms.
Samen met Curt - die ook instructeur wil worden, maar dan part-time – en Howard – onze chaperone en algemene steun en toeverlaat – gaan we erheen. Zoals al eerder genoemd is het examen op Soroti (01 43 N 033 37 E), de nationale vliegschool van Uganda.
Om 05:00 uur gaat de wekker. Het is nog stikdonker en het valt niet mee om mijn ogen open te krijgen. Dit was weer een stormachtige nacht met regen, wind en onweer. Ergens hangt een stuk ijzer te klapperen in de wind en het heeft dus wel even geduurd voordat Klaas Vaak mij gevonden had. Afijn, maakt niet uit. Ik spring mijn bed uit, poets mijn tanden en stap bij Howard in de auto.
Je snapt wel dat wij de eersten op de aeroclub zijn. Gelukkig is er electriciteit, want eerlijk gezegd weet ik niet of ze hier olielampen hebben. Het duurt een poosje voor Curt er is en dat is maar goed ook, want dan kan ik intussen een boterham voor mezelf smeren met Amerikaanse pindakaas en een kopje koffie en een kopje thee gaat er ook wel in. Kan ik ook even over het internet struinen naar eventuele mail en andere nieuwtjes.
Ik begrijp dat het westelijk tuinbouwgebied aan de rand van Haarlem nu landelijk de aandacht heeft. En dat de gemeente van Bloemendaal op zoek is naar een nieuw gemeentehuis, sinds dat ze samengaan met Bennebroek.
In Nieuw Guinea was het de wereldomroep, die me op de hoogte hield. Ook in de CAR was de wereldomroep in hoge mate bron van informatie. Hier in Uganda kan ik zelf kiezen waar ik mijn informatie vandaan haal. Interessante ontwikkelingen zijn dat toch.
Als Curt komt gaan we samen het vliegtuig nakijken en voor ik het weet hangen we in de lucht op een koers van 035. Het is nog vroeg in de ochtend, het is nog bladstil en ik zit aan het stuur. Curt zit met zijn neus in de boeken. Curt moet uitleggen en lesgeven in “rechtuit en horizontaal vliegen en overtrekken”, ik mag “het effect van de roeren en een steile bocht” uitleggen. Curt heeft zich er echt allemachtig druk over gemaakt en ik ... ik ben bang dat ik er alleen maar over heb nagedacht. Nou ja, we zien wel waar het schip strandt.
Als we de Nijl naderen vraagt Howard of Curt een fles bij zich heeft? Het blijkt dat Howard vreselijk moet plassen. En Curt heeft geen fles bij zich. Howard zegt dat hij het dan wel zal ophouden, het is nog een half uur vliegen. Vijf minuten later zegt Howard dat hij echt op barsten staat. Hij gaat het in een spuugzakje proberen te doen. Het is op dit punt dat de vijftienduizend uren vliegervaring zich echt laten gelden. Zonder morsen en zonder gedoe raakt hij in zeer korte tijd de overtollige ballast kwijt terwijl Curt en ik uitvoerig het groene landschap onder ons bestuderen.
Als we de Nijl passeren worden we door Entebbe overgezet naar Soroti. Soroti antwoord echter niet. Ook tien minuten later geven ze nog geen sjoege. Vlak voor we er zijn worden ze wakker en dan willen ze ineens allerlei info hebben die we al aan Entebbe hebben gegeven per radio en ook per telefoon.
Dit is één van de problemen hier. Ze zijn op zoek naar onbelangrijke informatie via de radio, terwijl daardoor soms kostbare tijd verloren gaat in het voorkomen van botsingen, waar de radio toch primair voor is bedoeld. Je ziet hier duidelijk een clash tussen culturen. Wat de oorzaak precies is mag Joost weten, maar je kan je voorstellen dat een koloniaal ooit heeft uitgelegd dat het heel belangrijk is om bij het invullen van een formulier alle lege vakjes te vullen. Dat je daar flexibel in zou kunnen zijn al naar gelang de omstandigheden was op dat moment misschien nog niet aan de orde. Maar nu deste meer. Echter, de betreffende ambtenaar is inmiddels een eminente oude leraar geworden en hij geeft zijn jongere landgenoten les in het invullen van een formulier. God verhoede dat er een vakje oningevuld blijft. En zo kon het gebeuren dat Jim en Howard recht op elkaar afvlogen met een relatieve snelheid van 450 kilometer per uur, terwijl het dominerende onderwerp van gesprek was wanneer ze waar vandaan vertrokken (“he?, wat zegt u?”), hoeveel benzine ze toen nog aan boord hadden, met hoeveel personen ze zijn vertrokken, enzovoorts. Je hoort het wel, het is hun een ernstige doorn in het oog.
Soroti is een enorm grote betonbaan. Toen we arriveerden zagen we een militaire vechthelicopter en een militaire vrachthelicopter. We stopten in de buurt van de grote vrachthelicopter en toen we uitstapten hoorden we hem net een zogenaamde hotstart maken. Daarbij is de turbine nog onvoldoende op snelheid op het moment dat de brandstof wordt in gespoten. Dan krijg je dus dat er een te hoge temperatuur ontstaat en de vlieger moet dan vliegensvlug het startproces stoppen anders kan je de motor weggooien en straalmotoren zijn best duur.
Een paar minuten later kwam de tweede poging. Maar al die onverbrande brandstof van de eerste keer lag nog ergens in de motor, dus dat was spectaculair om te zien: een enorme vlam uit de uitlaat. Het is trouwens zowiezo een mirakel om zo’n grote helicopter te zien vertrekken. Gelukkig taxiede hij eerst een eind weg voor hij de lucht inging, anders had onze kleine Cessna samen met hem het luchtruim gekozen ben ik bang.
Onze examinator had ons inmiddels gevonden en Curt zou als eerste met hem gaan vliegen. Het grondverhaal zou later wel komen, zodat we het vliegen in de minder turbulente uren van de dag zouden kunnen voltooien. De examinator wees Howard en mij inmiddels een ruimte waar we konden wachten. Een ruimte met onder andere oude foto’s en krantenknipsels. Ook een foto van de allereerste klas in 1970. De examinator vertelde dat hij daar ook in had gezeten en of wij ook konden vertellen wie hij was? Ik had hem meteen gevonden en hij was daar zo van onder de indruk dat ik dacht dat ik mijn examen al wel gehaald had, maar zo was het ook weer niet bleek later.
Een beetje rondlopend kwam ik met verschillende mensen aan de babbel. Een vliegtuigmonteur kende Nederland wel want hij was op cursus geweest in Amerika en Rusland (vanwege al die Russische helicopters). En op weg naar Rusland had hij een tussenstop op Amsterdam gemaakt. Hij had één of andere onduidelijke rang en toen hij mij dat niet aan het verstand kon peuteren vroeg hij mij of wij in Holland dan geen Engels praatten? En of we dan op school geen Engels kregen? Het duurde even voordat hij begreep dat we tijdens de Engelse les niet begonnen met het doornemen van de verschillende rangen en standen in militaire kring. Een interessante positionering van zijn denkraam. Niet groot of klein, maar een andere positie.
Daarna kwam ik te praten met een student van de vliegschool. Ze hebben hier echt de deal van de eeuw met een commercieel-, instrument- en meermotorig brevet voor de prijs van $18000. En op het moment zijn er zelfs ook weer twee vliegwaardige vliegtuigen. Maar nu zijn er geen instructeurs. Het is makkelijk om een baan te krijgen tegenwoordig en – zo vertelde deze jongen mij – als je ergens in oost Afrika vertelt dat je van Soroti komt, dan ben je binnen. Dat klopte niet helemaal met de verhalen die ik had gehoord, maar goed: ook die verhalen kunnen gekleurd zijn natuurlijk. De praktijk wijst in elk geval uit dat er geen afgestudeerden achterblijven om instructie te geven. En dat betekent over het algemeen dat ze een baan hebben gevonden in de beter betalende verkeersvliegerij.
Deze school was ooit gebouwd voor de BOAC (British Overseas Airways Corporation). Het zou hun school zijn om vliegers om te scholen naar de tropen. Toen kwam de zelfstandigheid en dat was het eind van de BOAC droom. Het heeft toch nog wel een bloeiende periode gekend, maar nu is het een vervallen toestand. Tim Cooper (mijn baas) heeft het plan opgevat om het weer in ere te herstellen. Deze keer om Chinezen en India-ers op te leiden. Beide landen kampen met een enorm tekort aan vliegers. Tim is een ondernemende man, dat zie je wel.
De student zelf is erg te spreken over de behuizing. Er is voor elke student een kamer, er is goed en gevarieerd eten, je kleren worden voor je gewassen en er zelfs een zwembad! Als je door de barsten en het gebroken glas heenkijkt ziet het er inderdaad allemaal prachtig uit. Inclusief prachtige bomen en planten.
De student gunt me ook een kijkje in de hangar. Hij weet bij elk vliegtuig wat niet meer rechtop zijn poten staat het verhaal. De meeste vliegtuigen staan er wat onttakelt bij. Maar de twee vliegtuigen die het wel doen zitten goed in de verf. De examinator vertelt later wat triest dat dat dan ook het enige aardige is aan die vliegtuigen. De buitenkant ziet er leuk uit , maar de rest is er verdrietig aan toe. Zowel het instrumentarium als de motor is ernstig vermoeid, aldus de examinator.
Alle starts worden hier in Uganda altijd met flaps gemaakt. Maar ik heb net Curt zien wegtaxiën met flaps omlaag, terwijl ik hem even later zag starten met flaps omhoog. Dat heb ik in mijn gedachten vastgehouden en als ik dus start met flaps omhoog komt mij dat op een klinkend compliment te staan. Flaps maken je start korter, maar op een betonbaan van twee kilometer hoef je je met een Cessna 172 geen zorgen te maken.
Ik laat zien wat de verschillende roeren met het vliegtuig doen. En hij wil het ook graag proberen. De steile bocht gaat ook prima en hij doet het ook goed. Knap hoor. Daarna moet ik nog een paar overtrekken doen en de door mij steeds gevreesde oefening motorstoring. Natuurlijk kom ik – schijterd die ik ben – te hoog uit. Daar hebben we dan zo onze methodes voor om die overtollige hoogte te verliezen. Omdat ik heb gehoord dat slippen controversieel wordt geacht ga ik voor S-bochten. Hoewel ik het nu goed haal levert het een fronsende examinator op. “Waar of ik dergelijke trucs geleerd heb!” Hij vindt dat je het gewoon beter moet inschatten. En als je dan te hoog zit moet je de nadering met flaps steiler maken. En als je dan teveel flaps hebt geselecteerd, dan selecteer je weer wat minder. Hoewel ik dat inderdaad ook wel eens heb gedaan, wordt een dergelijke actie zonder meer een “no, no” geacht te zijn. Nou ja, zo zie je maar weer dat iedereen zo zijn eigen normen en waarden heeft en dat er ook op vlieggebied discussie mogelijk is.
De landingen die ik moet maken gaan super dus dat compenseert weer een beetje voor de slechte motorstoring oefening. Het mondelinge stuk is zo gepiept. We vinden ergens een verlaten klaslokaal met een mooi zwart bord en een enorme voorraad krijt. Curt heeft een map vol tekst een een flipover gemaakt. Hij wordt al vrij snel afgekapt dat het zo wel goed is. Hij maakt maar één enorme bloeper en dan is het mijn beurt. Op zich is het praten over roeren en steile bochten mij wel toevertrouwd en ook mij wordt al vrij snel verteld dat het wel goed is zo. Nog even $100 afgeven en dat is het. Als ik vraag wanneer ik mijn instructeurs papiertje krijg moet de examinator een beetje gniffelen. Hij vraagt mijn brevet. Daar staat op – dat had ik nog niet gezien – dat de houders dezes geen instructie mag geven. Hij krast het “geen” door en klaar ben ik!!
Curt gaat op de terugweg sturen en ik geniet lekker achterin van de nieuwe mijlpaal. Het weer begint wat te betrekken. Je kan zien dat het regenseizoen voor de deur staat. En hier willen ze echt afstand houden tot de wolken, dus dat wordt draaien en tutten tussen de buien door. Het maakt me allemaal niks uit. Ik heb geen haast: “pole, pole” is hier de kreet.
Het één en ander resulteert wel in een aankomst rond vier uur en een lunch rond vijf uur. Eten en drinken is hier wanneer de gelegenheid zich voordoet. Gek genoeg vind ik dat prima. Thuis was het rond twaalf uur echt heel belangrijk om halt te houden en om iets te eten. Hier maakt het niks uit. Soms doe ik de hele dag op één maaltijd. Het maakt denk ik wel verschil dat ik thuis 20 km naar mijn werk fietste en hier laat ik me elke keer rijden.
Thuis vertelt Curt wie hij eigenlijk is. Hij zet hier een school op poten samen met anderen. Hij zit diep in Afrikaanse historie. Dit verhaal heeft – naast een practische scholing, volgend op middelbare scholing – ook een bijbelse component. Maar ik geloof dat het minder fanatiek en dwingend is dan ik het indertijd weleens heb gezien. Een heel aardige vent van drie-en-veertig met vrouw en drie jonge kinderen. Hij heeft ook voor de zending gevlogen en hij heeft net als ik een kleine 3000 uur. Dus hij wilde met dat vliegen ook iets doen en dat hebben ze hier met beide handen aangepakt, want ze hebben veel meer leerling vliegers dan ze aankunnen. Vanmorgen noemde ik het fenomeen “wachtlijst” en dat was een nieuw begrip voor de mensen hier. Maar ze vonden het wel een aanlokkelijk idee. De vliegers raken langzamerhand overwerkt.
Jim – degeen met wie ik naar huis zou rijden – moest nog tot na zonsondergang werken. En toen bedacht ik me dat ik ernstig toe was aan een plons in een zwembad. Gelukkig is er hier een zwembad en dus ben ik daar pierlanaakt in gestapt. Alleen de mooie maan en de sterren waren daarvan getuigen. En natuurlijk de zacht wiegende palmboom die naast het zwembad staat. Heerlijk en zó genant. Thuis allemaal hardwerkende mensen en ik hier luierend in het tropisch paradijs.
zondag 16 maart 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten